Ik dicht het gat af waar het water door ontsnapt wat ik heb gebruik om het bad mee schoon te maken. Warm water vult nu langzaam het bad. Voorzichtig laat ik vast één teen wennen aan de temperatuur van het water. Daarna nog een teen en vervolgens mijn hele voet. Mijn andere voet volgt het voorbeeld en al snel ligt de rest van mijn lijf erbij. Ik giet een flinke plons badschuim precies waar de waterstraal het wateroppervlak raakt. Dit geeft doorgaans de meeste schuim.
Continue reading “Badbubbels”Mount everest
“Aargh! Grrr!” Boos gooit hij het vel papier over de tafel. Ik moet mijn lach een beetje inhouden want zijn boosheid is een beetje aandoenlijk nu. Het papier werkt niet mee en belandt vlak voor hem weer op tafel. Met zijn vlakke hand slaat hij op het papier alsof die de boosdoener is.
De laatste tijd is de Mount Everest best wel een thema bij ons. Hij is gefascineerd geraakt door die hele hoge berg in het hart van de Himalaya. Die berg met zijn diepe kloven en steile wanden. Die berg die haast onbeklimbaar is maar waar toch steeds mensen hun leven wagen om er de top te bereiken. Waar sherpa’s met gammele ladders en een onbetrouwbaar touw om hun middel soms het leven laten om over een kloof heen te komen, of verdwalen in een sneeuwstorm. Schrijven is nu zijn persoonlijke Mount Everest. Een onbeklimbare berg die toch beklommen wil worden.
Zijn boosheid verandert al snel van aandoenlijk naar escalatie. Hij wil onder de tafel kruipen, weg uit het zicht van iedereen. “Blijf maar zitten. Je mag best even boos zijn. Ik weet hoe je er dan uitziet en ik vind het niet erg. Zo mag je er ook zijn, dat hoeft niet onder de tafel.” Onder protest blijft hij op zijn stoel zitten.
Mijn man heeft het hazenpad gekozen en is op de bank gaan zitten. Hij snapt dit niet en weet dat hij daarom juist niet kan helpen. Hij snapt niets van deze extreme frustratie en boosheid. Ik wel.
“Dit is te moeilijk hoor, mama. Ik kan helemaal geen r schrijven.” Zijn wenkbrauwen vouwen zich boven zijn ogen tot een prominente V. Zijn onderlip kruipt naar voren en de tranen stromen over zijn wangen. Hij is nu boos en verdrietig. Ik laat hem even en blijf aan mijn kant van de tafel omdat ik weet dat hij anders gaat zwelgen in zelfmedelijden. Hij moet hier even zelf doorheen.
“Het is inderdaad moeilijk maar niet te. Jij kan dit ook leren. Jij wilde dit leren.” herinner ik hem aan zijn wens.
Hoogbegaafden noemen ze vaak eigenwijs, maar nu komt de rest van de wereld mij eigenwijs over. Toen hij twee was hadden ze hem moeten volgen op de peuterspeelzaal, maar in plaats van schrijven moest hij binnen de lijntjes kleuren. Dat kleuren bleef hardnekkig krassen en stiekem werd er op de achterkant van een zwart bekrast vel zijn naam in grote kriegelige en ver uit elkaar liggende letters gekrast. Toen wilde hij schrijven. Ik had liever gezien dat ze hem toen bij de hand hadden genomen. Dat ze toen aan hem hadden gevraagd of hij de juf wilde helpen door zelf zijn naam te schrijven op zijn tekening zodat iedereen wist dat die van hem was. Dat ze hem de letters voordeed en uitlegde waarom hij ook moest oefenen met binnen de lijntjes te kleuren. Toen was er de zogeheten intrinsieke motivatie of zone van naaste ontwikkeling. Toen wilde hij zelf leren schrijven. Niet omdat de rest dat deed, maar omdat hij dat wilde. Toen werd hij niet gedreven door het idee dat anderen dat al wel kunnen en hij niet. Nu is hij ook gemotiveerd maar niet vanuit hetzelfde idee als toen en dan werkt het toch net ietsjes anders. Maar toen werd het afgedaan. Ik kreeg tijdens een vorderingsgesprek te horen dat hij nog kraste in plaats van vormen te tekenen of binnen de lijnen te kleuren. Ik vroeg of ze ook hadden gezien dat hij zelf zijn naam op de achterkant schreef. Ja, dat hadden ze maar dat moest ik niet zo zien.
En nu mag ik de rotzooi opruimen. Uiteraard was ik met hem gaan zitten toen ze op de peuterspeelzaal niet wilden, maar toen was het zaadje al geplant. Kinderen van twee schrijven niet. Nu mag ik met een boos gefrustreerd mannetje aan tafel zitten die zijn hand bont en blauw slaat op papier en de pen doormidden probeert te breken.
“Je raakt nu te gefrustreerd, lieverd. Je laat boosheid het overnemen van je. Als je boos bent, doet je lijf niet zo veel meer. Je hoofd maakt allerlei stofjes aan die niet meewerken nu. Adem je even mee?”
Haast hyperventilerend haalt hij kort en boos hard adem. Hij kijkt naar mij en probeert mijn ademhaling te volgen. Langzaam verandert de boze V boven zijn ogen weer in een zachte M. Hij ontspant.
“Je mag boos zijn en het moeilijk vinden. Je moet zelfs even boos zijn, dat moet er toch eerst even uit. Maar je mag daarna ook weer rustig worden als je voelt dat je te boos wordt. Dan mag je even ademhalen en pauze nemen. En daarna mag je het weer opnieuw proberen”
Hij pakt zijn pen weer op en kijkt voor de zekerheid of die niet echt gebroken is. Er rolt een r uit al moet ik goed kijken. En nog een. En nog een. Ik bekijk het resultaat en wijs er één aan. “Deze vind ik de mooiste. Eerst moeten de verkeerde r’en eruit en dan worden ze vanzelf mooier, zie je dat?” Ik wijs de r’en aan die nog niet op een r lijken.
“Weet je nog met je gordel omdoen? Dat ging eerst ook niet. Toen werd je ook steeds boos en moest je zelf weer rustig worden. Toen duurde het soms een half uur voordat we konden gaan rijden. Maar je hebt volgehouden, kalmeerde jezelf, probeerde het steeds weer opnieuw en nu heb je vaak al eerder je gordel vast dan ik. Nu moet jij op mij wachten.” Hij knikt instemmend en ik zie een vaag lachje. Hij heeft iets om trots op te zijn al durft hij dat nog niet echt.
https://open.spotify.com/track/1KbuhBnzMHp4eq1q6flhWd?si=-TC7NPXfTBCZBtPDlOePWg
De foto komt van www.omdathetzoleukis.nl. Leuke knutsel/creatieve blog
Leerrecht
“Maar mama, dat is toch zielig!” vraagt hij ter bevestiging van zijn eigen emotie. Dit had ik niet verwacht. Wel gehoopt, stiekem, maar verwacht niet. Ik verwachtte een onverschillig mannetje dat schouderophalend niet wilde praten over zijn dag. Alsof er niets was gebeurd. Maar nu ging hij al een half uur door over kinderarbeid. Oke, ik had liever een onderwerp gehad als bijzondere lichtgevende kwallen of waarom de lucht blauw is. Maar ik kijk een gegeven paard niet in de bek. Ik hoor graag over zijn dag waarin hij, met een ander jongetje waarvan hij zowaar zijn naam heeft onthouden, een bouwspel heeft gedaan. Alleen volgt de uitleg daarvan niet want zijn hoofd zit ook vol met werkende kinderen, kennelijk het thema van die middag. Het heeft in ieder geval zijn aandacht gewekt.
Ik leg hem uit dat het vroeger echt heel normaal was dat kinderen moesten werken omdat de ouders niet genoeg verdienden om hun kinderen te eten te kunnen geven.
“En de koning dan? Die was toch rijk?” Ik voel dat hij vanaf nu net zoveel sympathie voor ons koningshuis kan opbrengen dan zijn oma, helemaal niets.
“Tja die was rijk en hoefde niet te werken. Tenminste, geen zware lichamelijke arbeid. Die regeerde over zijn land en bepaalde de wetten. Gaf bescherming met zijn leger of ridders. En liet de mensen op zijn land werken en in zijn land wonen”
“Kon hij dan niet even delen?” zegt hij daarop verontwaardigd. Tja, wat kun je dan anders doen dan smelten? Ik hoop dat hij dit inzicht niet ergens verliest op zijn pad.
“Gelukkig kwam er ook ooit iemand die een einde maakte aan werkende kinderen. Die vond dat ook zielig en daarna werd er besloten dat kinderen niet meer mochten werken. En weer daarna was er iemand die zei dat ze naar school moesten omdat er nog steeds heel veel kinderen werkten ondanks dat dat niet mocht. Zo konden ze leren lezen en schrijven. Dan konden ze als ze groter waren een betere baan vinden waarmee ze meer geld verdienden en hoefde hun kinderen ook niet te werken.”
Eigenlijk is het een mooie invulling van zo’n eerste dag weer naar school. Voorzichtige stapjes en daarbij een mooie uitleg waarom alle kinderen in ons land eigenlijk naar school moeten. Topdown zeg maar.
Maar nu we de stap 118 jaar geleden hebben gemaakt om onze kinderen onderwijs te geven in plaats van arbeid om zo meer welvaart te krijgen, wordt het tijd voor iets anders. Meer dan een eeuw is er voorbij gegaan. Een eeuw waarin iedereen toegang kreeg tot een auto, telefoon, televisie, wasmachines en dus ook onderwijs. Een eeuw waarin meer is verandert dan andere eeuwen daarvoor. Een eeuw waarin we veel welvaart hebben gekregen. Een eeuw waarin een kind niet meer hoeft te werken. Dat is mooi. Maar we leven nog wel naar een leerplichtwet die bedoeld is om een einde te maken aan kinderarbeid middels onderwijs. Misschien wordt het tijd om het andersom te gaan zien. Nee, niet om middels onderwijs kinderen aan de arbeid te krijgen of misschien toch wel? Misschien moeten we middels onderwijs kinderen aan de arbeid krijgen. Kinderen die dan wel inmiddels volwassen zijn geworden. Maar wel kinderen die op school hebben geleerd wie ze zijn en waar hun talenten liggen. Een talent voor taal of juist wiskunde? Of voor handvaardigheid of communicatie? Of een talent voor verzorging of rechtvaardigheid?
Iets doen waar je hart voor klopt zodat we gelukkig zijn.
Komen we daar als we allemaal hetzelfde moeten leren? Komen we daar door continu te toetsen? Komen we daar door steeds hetzelfde aan te bieden?
Leert een kind dat graag rekent de taal niet makkelijker door het als een sommetjes aan te bieden? Of een taalgericht kind, gaat dat makkelijker rekenen als de som in een verhaaltje aangeboden wordt?
Ik weet het niet. Ik weet wel dat onze kleuters nu al worden afgerekend door een CITO-toets in groep 1 omdat hij graag kleurt in plaats van kralen telt.
Maar misschien moet er eerst wat veranderen in de wetgeving voordat we de noodzaak zien om het onderwijs aan te pakken.
Geen leerplicht meer maar een leerrecht. Het recht om iets te leren. Voor iedereen. Geen koning meer die rijk is, maar rijkdom deelt.
Het aantal kinderen dat uitvalt op school stijgt ieder jaar weer en dat zijn echt niet allemaal hoogbegaafde kinderen zoals mijn zoon die momenteel thuiszit met zijn intelligente brein. In 2017/2018 waren dat er 4479. 267 meer dan het jaar ervoor.
Maar nu is er een plicht om naar school te gaan. Het ligt nu bij de burger om te voorzien in onderwijs zonder dat we zelf mogen kiezen hoe. Wat nu als er een recht komt? Een recht om te leren. Ze noemen het nu zo wel maar dat is het niet. In mijn optiek zou dat ook onder mensenrechten moeten vallen. Je hebt recht op jouw eigen mening, recht op jouw eigen geloof, maar dus niet op jouw eigen onderwijs. Als je nu niet meekomt op school dan heb je pech. Het draait allemaal om op school zijn.
Wat nu als iets verschuift van een plicht naar een recht? Dan staan niet langer meer de ouders terecht als hun kind niet naar school kan maar de regering. Dan kunnen de ouders naar de rechter stappen en zeggen:”Mijn kind heeft het recht om iets te leren en dat gebeurd nu niet. Geef ons waar we recht op hebben.”
Mijn zoon is ooit getest alleen maar om die simpele reden. Hij leerde niets, helemaal niets en dat wilde we wel. We wilde dat hij iets zou leren, dat hij ook het recht heeft om iets te leren.
Geloof me, het wordt er echt geen zooitje van hoor. Na de afschaffing van kinderarbeid zijn we er ook beter van geworden. Natuurlijk niet meteen. Het heeft vast wat voeten in aarde gehad en het ging niet zonder slag of stoot.
Het zal met vallen en opstaan gaan, maar als er dan één( of 267) valt, geef het dan ook de tijd om weer op te staan en de ruimte om iets te leren. Leerrecht.
En natuurlijk heeft ook de overheid een leerrecht, ook zij mogen leren. Maar vooralsnog hebben ze nu eerst in mijn ogen een leerplicht, een plicht om te leren.
Ik denk ook graag in oplossingen en ik stel voor om alle spelletjes waar een winnaar en een verliezer uit voortkomt, af te schaffen op school. Coöperatie-spellen, dat moet de nieuwe trend van 2019 worden. En leerrecht het woord van 2019. Leer kinderen dat we er allemaal toedoen in de samenleving, van timmerman tot professor en dat we er alleen komen door samen te werken. Dat we iemand nodig hebben die graag zorgt of juist rechtvaardigheid hoog in het vaandel heeft staan. Een dokter kan een briljante genezer zijn met een onbevreesd enthousiasme dat ondersteunt wordt door intellect, maar al zijn patiënten sterven evengoed als hij niet in een ruimte kan opereren die gebouwd is door bouwvakkers, steriel gemaakt wordt door schoonmakers en waar hij op zijn wenken bediend wordt door verpleegkundigen die hem in staat stellen zijn werk te doen. Maar goed, dat is de wereld volgens Carola!
Dat en vliegende eenhoorns die door mijn woonkamer zweven terwijl mijn dochter zachtjes meedeint op mijn favoriete deuntje dat uit de speakers komt en mijn zoon getransformeerd tot een Brachiosaurus door het beeld rent terwijl………………..
https://open.spotify.com/track/6Au80eD2nty1qvZaxLEkkG?si=XFVQPj-_QCmpTptaRTnsMw
Slakkenlijf
Ooh-ooh child. Things are gonna get easier. Ooh-ooh child. Things’ll get brighter. Ooh-ooh child. Things are gonna get easier. Ooh-ooh child. Things’ll get brighter. Some day. We’ll get it together and we’ll get it all done. Some day when your head is much lighter. Some day, yeah. We’ll walk in the rays of a beautiful sun. Some day when the world is much brighter.
Continue reading “Slakkenlijf”Beroepskeuze
Onbewust betreed ik een plaats delict, of een PD in vakjargon. Het duurt even tot het tot mij doordringt dat hier iets ernstigs heeft plaatsgevonden. Het is nog vroeg en mijn systeem is nog niet doordrongen van cafeïne, zal ik later ter verdediging inbrengen als de kruisverhoren worden afgenomen. Dan bemerk ik het tragische voorval wat heeft plaatsgevonden. Er ligt een lijk in mijn huiskamer. Meteen vuurt mijn brein een fiks aantal vragen op mij af. Wat is hier gebeurd? Was het moord, zelfmoord of een ongeluk. Was het doodslag, dood door schuld of moord met voorbedachte rade? Wanneer was het tijdstip van overlijden? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Wat is het motief? Was het liefde, verraad of hebzucht? Is er een moordwapen en waar is die dan? Ik kijk naar de mogelijke daders, maar allemaal komen ze me even onwaarschijnlijk over.
Het dringt tot me door dat ik bewijsmateriaal moet verzamelen nu de PD nog intact is. Foto’s nemen van het lijk en de omstandigheden waarin het zich bevindt. Foto’s van het moordwapen zullen lastig worden. Ik besef me goed wat het moordwapen is maar deze laat zich niet gemakkelijk fotograferen. Ik ben in rap tempo van rechercheur naar forensisch medewerker gegaan. En daarna zal ik me moeten ontfermen over iets wat de dader beter zelf had kunnen doen, het opruimen van het stoffelijk overschot. Ik word dan crime scene cleaner.
De koffie is nog ver weg want dit moet allemaal gebeurd zijn voordat mijn tere zieltjes naar beneden komen. Die hoeven hun leefomgeving niet in deze staat aan te treffen.
Ik hoor gestommel op de trap als ik even later mijn handschoenen uittrek. De klus is geklaard en nu voel ik me haast de dader die opgelucht ademhaalt omdat hij net op tijd klaar is met het uitwissen van zijn sporen. Bijna vier keer zo vaak is een man de dader van een misdrijf gaat er door mijn hoofd. Waarom dat juist nu door mijn hoofd gaat weet ik niet.
De deur van de woonkamer zwaait open. Hij rent langs me heen zonder me te zien staan. Hij kijkt in het donkere water en speurt de bak rond, helemaal happy met zijn nieuwe aquarium. Eindelijk zwommen de vissen erin rond, na twee weken acclimatiseren met alleen maar planten. Helaas stond het licht nog niet aan dus hij zag nog niet veel. Hij zag dus ook niet dat er amper 24 uur na hun vrijlating in ons zorgvuldig samengestelde habitat, er één vis al niet meer rondzwom.
Het moet nooit makkelijk zijn om nabestaanden te moeten informeren over een vroegtijdig heengaan van één van hun naasten, kon ik me zo voorstellen. Dus ik besloot het niet uit te stellen maar meteen de koe bij de horens te vatten.
“Ik heb slecht nieuws, schatje. Ik heb vanmorgen een vis buiten het aquarium gevonden. Hij leeft niet meer, sorry”, zei ik onomwonden.
Hij keek van mij weer terug naar het aquarium.
“Oh. Welke vis was het?”, vraagt hij me nuchter alsof het een zakelijk onderonsje was tussen twee rechercheurs die aan een zaak werkten.
“De olifantenvis.”, zeg ik gelaten.
“Oh. Gaan we vanmiddag een nieuwe halen dan?”
Zo simpel kan het soms zijn in een kinderbrein, al had ik het me niet voorgesteld dat dit gesprek zo zou gaan verlopen toen ik vanmorgen vroeg het lijk in onze huiskamer aantrof.
Terwijl ik mijn best deed om de bewijsvoering op een later tijdstip kracht bij te kunnen zetten, ging mijn hoofd naar een in tranen verzonken blonde jongen. Mijn zoon met het tere zieltje, die huilt als zijn zusje valt(die daar zelf dan gewoon om lacht, by the way) en die mank loopt als hij een snee in zijn vinger heeft. Ik bereidde me al voor op een tranendal van mijn gevoelige typje en een ceremonieel afscheid met een heuse begrafenis.
Niets van dat al. Wel wilde hij het lichaam zien en de foto’s. Hij pakte het hele voorval op alsof het één van zijn geliefde Scooby-doo mysteries was. Misschien schuilt er wel een speurder in hem, al moet ik toegeven dat zijn talent om iets te zoeken op zijn zachts gezegd matig is. Schoenen blijven in dit huis spoorloos en een vermist stuk speelgoed kan hier niet rekenen op heel veel steun. Dan geldt toch vooral de 48-uurs regeling en daarna is niets meer vindbaar. Nee, ik zie hem niet werkzaam worden op de afdeling vermissingen tenzij het vermissingen moeten blijven. Het is maar hoe je dat bekijkt. Als je onvindbaar wil zijn, moet je bij hem zijn.
Ik zie gelijk beelden opdoemen van een politiebureau in een heel andere hoedanigheid, waarbij vermissingen mensen zijn die onvindbaar willen blijven en de afdeling lopende zaken vooral criminelen helpt om op de vlucht en uit handen van de autoriteiten te blijven. Waar cold cases het ombrengen van gespuis behelst en waar surveilleren inhoudt dat de politie onder de tap gaat. Een organisatie die ook een forensische afdeling heeft, maar die helpt je dan om je van het bewijsmateriaal te ontdoen. Eentje waar het afzetlint niet gebruikt wordt om bewijsmateriaal in tact te laten maar om omstanders buiten te houden zodat ze geen getuigen worden.
Ieder zijn talent, zal ik maar zeggen.
https://open.spotify.com/track/0AwxXvGoYpioYfJeafgvTD?si=ZkjIAEm1Sri3ms4fxz7Lvw
hulpverlenersmoe.
Hij is hulpverlenersmoe. Dat is het eerste wat bij me opkwam toen ik hem zag kennismaken met zijn fysiotherapeute. Mijn autocorrectie zet nu een dikke rode streep onder het woord. Een snelle zoekactie op google geeft aan dat het woord toch wel degelijk bestaat. Continue reading “hulpverlenersmoe.”
Welcome to the jungle
Hij was als een kind in een snoepwinkel. Nou ja, bijna want hij was dan wel een letterlijk kind maar dan in een dierenwinkel. Maar hij was minstens zo enthousiast en misschien nog wel enthousiaster dan wanneer hij in een snoepwinkel zou staan. Hij sprintte langs me heen zodra ik door het deurgat liep. Hier staat de deur altijd open. Letterlijk en figuurlijk. Continue reading “Welcome to the jungle”
Oeteldonk
Ieder jaar keert het weer terug. Als een griepvirus trekt het door delen van Nederland. De broeihaard lijkt hier in het zuiden te liggen. Een koorts neemt bezit van de besmette patiënten. Een koorts die lang aanhoudt. Een koorts waarvan je hier in de nabijheid geel, wit en rood gaat zien. Continue reading “Oeteldonk”
You must be logged in to post a comment.