Wiebeltand

“Ja, hij zit een beetje los”

Ik duw hem zachtjes heen en weer en moeiteloos wiebelt hij mee. Tussen mijn grote vingers past het minitandje nauwelijks. 

Mijn zoon kan zijn geluk niet op. Hij heeft zijn eerste losse tand. De wiebeltand waar hij al ruim een jaar op wacht. Al zijn klasgenoten zijn namelijk allang aan het wisselen geslagen en sommige bezitten al een oversized gebit. Van die joekels van tanden die een te kleine ruimte opvullen. De rest loopt rond met het welbekende fietsenrek. Een mengelmoes van willekeurig geplaatste hiaten tussen loshangende tanden en een enkele grote brede strepen wit. Hij heeft stoere verhalen gehoord over vaders die met touwtjes en deuren het proces proberen te versnellen en veelbelovende anekdotes over bergen geld onder kussens die op mysterieuze wijze midden in de nacht onder kussens worden gelegd door een magische tandenfee terwijl de begunstigde uit alle macht probeerde het gevecht te winnen van de slaap om zo een glimp van deze welbekende vreemdeling op te vangen. 

Ik had hem toen al gezegd dat hij best nog even geduld moest hebben. Hij is veel jonger dan zijn klasgenoten en wisselen begint doorgaans zo rond de 7 jaar. Sommige wat eerder. 

Maar mijn zoon is een magneet voor voorsprong. Hij is groter dan zijn leeftijdsgenoten, loopt cognitief ver voor en gaat nu dus ook vroeg wisselen met zijn 5 jaar oud. 

“Doet wisselen ook pijn, mama?” Zijn blauwe ogen kijken me aan, wachtend op een antwoord. Dit moment is cruciaal en als ik zenuwachtig was aangelegd liep het zweet nu in straaltjes over mijn rug. 

Dit kan zich op twee manieren tegen mij keren. Of ik zeg hem dat het pijn kan gaan doen, dat hij een beetje bloed kan verwachten en een tand die zich als een malle probeert vast te klampen aan, wat wij allemaal al weten, een laatste strohalm  is terwijl het voor ons eindeloos lijkt te duren. Waar ik normaal zou roepen “geef niet op”, schreeuw ik dan uitzinnig tegen een dove wortelloze tand “gooi alsjeblieft de handdoek in de ring, ik smeek het je!” 

Ongetwijfeld resulteert dit in een wekenlang voltrekkend drama dat ik vanaf nu maar de werktitel ‘de tandenwissel’ geef. Bij ieder pijntje werpt hij zich hierbij jammerend op de bank, smoothies zijn niet aan te slepen omdat eten onmogelijk lijkt met losse tanden en in paniek rent hij door het huis als hij merkt dat hij bloedt in zijn mond. En dan heb ik het alleen nog maar over de voorpret die we met z’n allen ondergaan. 

Of ik zeg nu niets, wat ogenschijnlijk de makkelijkste en beste optie lijkt. Weinige weten dat mijn zoon zich nogal kan vastbijten in iets dat gezegd wordt. Hij kan met gemak jarenlang boos blijven als blijkt dat tanden wisselen pijn blijkt te doen en nog erger, dat je ook wel eens een beetje kan gaan bloeden. Als hij ver in de twintig is, kan hij zich het moment nog levendig voor de geest halen toen hij merkte dat het pijn deed en ik toch duidelijk had gezegd dat je er niets van zou merken. Steeds haalt hij dan juist dat moment naar boven als ik hem in toekomstige gebeurtenissen probeer gerust te stellen. “Nee jongen, het valt vast wel mee. Een dokter begint niet meteen te snijden” of “ Echt, je hebt lang genoeg geblokt, die toets haal je wel”. De woorden die hij dan gebruikt echoën nu al door mijn hoofd. “Dat zei je ook toen ik mijn tanden ging wisselen. Weet jij nog wat voor een drama dat toen was! Maandenlang leed ik verschrikkelijke pijnen, moest ik vloeibaar eten omdat de tanden bungelden in mijn mond en moest ik haast een bloedtransfusie hebben omdat ik al zoveel verloren was. Slapjes kwam ik toen wekenlang niet van de bank. Toen al kon je slecht situaties inschalen, dat zal nu niet anders zijn!” Boos beent hij dan weg met zijn studieboek onder zijn arm of Googled nog maar een keer de procedure die een arts doorgaans doorloopt bij eender welk lichamelijk probleem. 

Nee, dan maar liever nu een paar angstige weken waarin hij de meest vreselijke nachtmerriescenario’s verzint. Eerlijkheid duurt het langst.