Oase

De warme waterdruppels dalen neer op mij. Ze wassen de nacht uit mijn ogen en vullen de ruimte met stoom. Dit is het heerlijkste moment van mijn dag. Buiten is het nog donker en het hele huis is door een diepe rust omhult. Dit is het moment van de dag waarop mijn koffie niet koud staat te worden omdat er een glas water om is gevallen die nu de afstandsbediening kortsluiting dreigt te geven of schoenen die nù gevonden moeten worden èn alleen door mij want anders komt iedereen te laat voor zwemles. Dit is het moment van de dag waarop mijn gedachtestroom niet onderbroken wordt door brullende dinos, vliegende draken of een spervuur aan vragen. Dit is het moment van de dag waarop niemand zich druk maakt over wat ik doe. Dit is het moment van de dag waarop ik even van een warme douche kan genieten voordat er een wervelwind door mijn oase van rust trekt en alle stof doet opwaaien. 

Ik haal mijn handen door mijn haar en voel een plotse temperatuurdaling die zich meester maakt van de ruimte. Zelfs met mijn ogen dicht, zie ik hoe de stoom van het warme water ontsnapt naar de koelere ruimte aan de andere kant van de badkamerdeur. Het vacuüm van mijn oase is verbroken. 

In een waan van schijnveiligheid doe ik nooit de badkamerdeur op slot. Theoretisch gezien zou er nu een indringer mijn huis binnen kunnen zijn geslopen, mijn hele gezin hebben uitgemoord en nu zijn zinnen op mij hebben gezet. Het is misschien een mooie setting voor een Hollywoodfilm maar voor nu maak ik me niet al te veel zorgen. Ik ben geen doemdenker. 

Dat ik de voetstappen al op de trap hoorde, helpt daaraan mee. Ik zou nu een mooie zin op willen schrijven over het lichte getrippel op de trap van kleine lichtvoetige kindervoetjes die stilletjes de trap af sluipen, voorzichtig, tree voor tree. Maar mijn zoon kun je beter omschrijven als een olifant op speed die de trap af komt denderen. Daar is niets lichtvoetigs aan. Hoe zo’n klein mannetje zoveel kabaal kan maken op een trap is ons allemaal nog steeds een raadsel. 

‘Mama’, hoor ik achter mij. Ik draai me om met mijn ogen nog dicht. Ik wrijf het water van mijn gezicht en uit mijn ogen. Zodra ik ze open doe, word ik verblind door een klein lichtbundeltje dat recht in mijn ogen schijnt. Het beweegt zenuwachtig heen en weer. De dinoprojectorzaklamp van mijn zoon. 

Sinds kort is het ding weer helemaal hot. Overal waar hij gaat, schijnt hij zijn lichtje weer. Nu schijnt hij zijn licht op de witte muur van de douche. ‘Hoe heet deze dino ook alweer?’ Hij wappert de zaklamp druk heen en weer en kijkt mij vragend aan. “Dat weet ik niet, ik zie niet welke je bedoelt” zeg ik terwijl ik naar het wit van de muur staar. Hij wappert nog wat drukker met de zaklamp heen en weer, alsof ik het dan wel beter zie, en kijkt me geërgerd aan. “Die met die flippers, maar niet de plesiosaurus” benadrukt hij, alsof dat moet ophelderen wat hij precies bedoelt.  “Als je het licht uitdoet van de badkamer, zie ik het licht van jouw zaklamp misschien wel, want nu valt het weg tegen het wit van de muur” en op het moment dat die woorden mijn mond uitrollen weet ik dat ik de rest van mijn douchesessie in het donker moet uitvoeren, op de tast zoekend naar de shampoo in de hoop dat het dat wel is en moet ik me zorgen maken dat ik geen scheerschuim op mijn tandenborstel smeer. 

Het licht gaat uit en er ontwaart een monsterlijke dino op de muur in een klein blauw vlak. Het beest springt uit het water en hapt gevaarlijk naar de dino die over het wateroppervlak scheert, waarbij een flinke rij scherpe tanden worden ontbloot. De dino’s vissen naar een maaltijd zoals mijn zoon vist naar een antwoord. Hij weet best hoe deze dino heet maar durft het niet met 100% zekerheid te zeggen. Hij wil zijn vader niet met foutieve informatie belasten. Hij heeft nog niet door dat papa gezegend is met het geheugen van een eendagsvlieg als het informatie betreft die hij niet nodig heeft. De informatie die mijn zoon steeds weer in zijn geheugen probeert te proppen, sterft daar net zo snel uit als de dino’s ooit deden. Morgen is hij het toch weer kwijt en dus kun je zonder schuldgevoel een fictieve naam geven aan deze dino. 

“Een mosasaurus” vertel ik hem naar waarheid omdat ik het ook niet over mijn hart kan verkrijgen om het andere deel van ons opvoedduo te vullen met fictieve dino-namen, veel te bang dat hij het straks ineens wel onthoudt. Aan liegen doe ik niet.  

Mijn zoon sprint de badkamer uit, tevreden over het antwoord. De wervelwind vervolgt zijn spoor naar de ruimte ernaast. De deur slaat dicht maar gaat ook weer net zo snel open. Meteen daarna klinkt het licht weer aan. Het valt me niet tegen. Hij laat me verbaasd achter. Mijn verstrooide professortje lijkt alles weer een beetje op een rijtje te krijgen. Deze school doet hem goed. 

Mij ook. Het doet mij goed om te zien dat we een goede keus hebben gemaakt en alles op alles hebben gezet om hem hier te krijgen toen bleek waarom de school in ons dorp hem geen onderwijs kon geven. 

Ik sop mijn haar in. Met mijn ogen dicht hoor ik hem aan de andere kant van de muur tegen zijn vader vertellen over de dino die hier rondzwom toen het hier nog een oceaan was. Ik spoel het sop weer uit mijn weelderige blonde lokken maar wanneer ik mijn ogen opendoe blijft het donker. Naast mij doemt een klein groen plaatje op op de muur en achter mij hoor ik de stem van mijn zoon. “En deze? Hoe heet deze? Niet de Brachiosaurus, maar die andere met een lange nek”. Hij houdt het lampje dan weer dichterbij de muur, dan weer verder ervan af. Het plaatje wordt steeds weer groter en waziger of kleiner en scherper. 

Gelukkig heb ik voor het antwoord geen plaatje nodig. “Ik zal je een geheugensteuntje geven, want volgens mij weet je het zelf ook wel” zeg ik, niet van plan om alles prijs te geven. “Het begint met een d”

Hij sprint weg terwijl hij naar zijn vader roept. “Diplodocus papa, zo heet deze en hij was groter dan de Brachiosaurus!” Zijn stem wordt steeds zachter wanneer hij zich naar de aangrenzende ruimte begeeft en laat mij nu wel in het donker achter. Vol vertrouwen wacht ik geduldig af tot hij terugkomt om weer licht te brengen in mijn duisternis. Maar dat gebeurt niet. Ik roep zijn naam maar ik krijg niets door zijn betoog in de andere kamer heen. 

Met een zucht dooft mijn stem uit. Op de tast beginnen mijn handen in het duister te zoeken. Ik moet mijn tanden nog poetsen…

Please follow and like us: