Nature or nurture?

  • Nature: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch materiaal.
  • Nurture: alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, voornamelijk door de leefomgeving.

“Ja, ze kan ook maar slecht hulp aanvaarden” Ik hoor de uitspraak en trek mijn wenkbrauwen op. We zitten nota bene bij een psycholoog op mijn initiatief! Hoezo kan ik dan geen hulp aanvaarden? Hij kijkt gewoon tegen het feit aan dat ik weet dat ik meestal zelf eerder heb uitgevogeld wat de oplossing is dan degene waar ik hulp bij vraag. Toch wordt naast mij dit dodelijke oordeel geveld over mij. 

Tegenover mij zitten de twee deskundigen mee te knikken. Het hele gesprek ging over het feit dat mijn kinderen moeite hebben met fouten maken en ons aandeel daarin. Beter gezegd mijn aandeel, want ja, ik ben de ouder die thuis is en ik ben ook de ouder die een getest hoogbegaafd IQ heeft. Dat maakt dat dit alles op mijn conto komt. Mijn man is er niet op de momenten dat de meeste fouten hier begaan worden en hij is ook niet hoogbegaafd en juist die mensen hebben een ingewikkelde relatie met foutjes. Tenminste, dat is het vooroordeel. 

Ik stem toe in alle adviezen zonder er zelfs maar vragen bij te stellen of in mijn verdediging te schieten. 

Ik zal vast schuldig lijken doordat ik toestem en mijzelf niet verdedig. Ik verbaas me nog steeds, zelfs nu ik het verschil ken, over het gemis van diepgang. Want niemand vraagt mij waarom ik zonder pardon instem in het laten vastleggen van mijn doen en laten. 

Ik moet namelijk video’s maken van situaties waarin ik met mijn kinderen verzeild raak. Om te kijken wat ik verkeerd doe als zij fouten maken. Of wat er gebeurd als ik zelf een fout maak. 

Maar zo mag ik het niet stellen. Ik mag het niet verkeerd noemen. De deskundigen zijn het erover eens dat ik niets verkeerds doe. Nee, echt niet! Ik moet het alleen anders doen. Dat klinkt beter, denk ik. Dan klinkt het niet alsof ik fouten maak. 

Van mij mag je het gerust fout noemen hoor, wat ik doe. 

Natuurlijk hebben mijn kinderen moeite met het maken van foutjes. Het is gewoon stom om iets fout te doen, dat ga ik niet ontkennen. In tegendeel! Ik ben een voorstander van het uiten van je emoties. Dus als jij een foutje maken stom vindt dat mag jij dat gerust even ventileren. Daarna herstel je jouw fout, of je gumt hem uit en begint opnieuw. Want in mijn ogen draait het daar bij foutjes om. Je wilt iets leren, je begint eraan, maakt een fout, baalt daar even van, ziet wat je anders moet aanpakken en probeert vervolgens een beter resultaat te behalen bij een volgende poging. 

Je moet fouten ook juist stom vinden als je iets wil leren. Als je die fouten allemaal oké vindt, ga je ook niet echt streven naar een beter resultaat. Dan stopt je proces daar, bij die fout. Dan rij je met een gerust hart iedere dag drie paaltjes omver bij het parkeren van jouw auto of wikkel jij je maar wat graag in de geur van verbrandde aardappels iedere dag weer. 

Het probleem ligt hem, volgens mij, bij het ventileren van de emoties die je ervaart als je een fout maakt. Vooral bij van die hoogbegaafde gevalletjes zoals ikzelf en mijn kinderen. Ze zijn namelijk nogal intens, die hoogbegaafden. Hoe hoger het IQ, hoe intenser ze de wereld beleven. 

Nu ik je dit verteld heb, zal het je niet verbazen dat dan ook de beleving van een fout maken intenser is. 

Als ik een fout maak, dan baal ik even. Het is voor mij niet zo bijzonder. Iedereen baalt van zijn fouten. Maar voor mijn niet hoogbegaafde man ziet mijn reactie daar op er anders uit. Die concludeert aan de hand van mijn reactie, dat mijn wereld volledig instort. Dat is niet zo. 

Mijn zoon is vele malen slimmer dan mij en als hij een foutje maakt dan ligt hij onder de tafel te huilen van verdriet. Hij beleeft dat foutje nog intenser dan ik. Maar ik snap hem wel. Ik laat het ook toe. En tot zijn tweede levensjaar werkte dit perfect. Na deze uitbarsting raapte hij de moed weer bij elkaar en ging verder. Hij maakte net zolang foutjes totdat hij de vaardigheid onder de knie had. 

Na zijn tweede levensjaar is zijn wereld veranderd. Niet langer was het oké om onder de tafel te liggen huilen als je een foutje maakte. De juffen die hij tegen is gekomen trokken uit de reactie de conclusie dat wat hij probeerde te leren veel en veel te moeilijk was en lieten hem het niet meer doen. Hij hoefde nog niet te schrijven, te lezen of noem maar op. Helemaal niet als het zoveel met zich meebracht. Ze werden bang van zijn reactie, van zijn emoties. En hij heeft dat opgepikt. Hij heeft wel degelijk wat geleerd op school, namelijk dat als je zoveel emotie ervaart bij iets dat je het dan maar niet meer moet doen. Dan is het te zwaar, te moeilijk. 

En tegen die les kijken we nu nog aan. We kijken naar iemand die bang is voor zijn emotie. Puur omdat de meeste mensen niet zo’n intense beleving ervaren. 

Ik ga met heel veel vertrouwen alles filmen. Ik film ieder foutje dat op ons pad komt. Ze mogen alles zien. 

Ik ben namelijk niet zo bang voor foutjes. En ook niet voor mijn emoties. Ik ben ervan overtuigd dat ze zien dat ik een hele normale reactie heb op het maken van foutjes, ook voor een hoogbegaafde. En als dat niet zo is, mogen zij mij helpen dat normaler te krijgen. 

Daarna laat ik ze een filmpje zien van een drie maanden oude baby die hevig huilend van frustratie in de box ligt omdat het omrollen nog niet wil lukken. Dit is geen nurture, maar nature. Dit ís zijn karakter. Het is zijn karakter om verschrikkelijk boos te worden om zijn foutjes. Zolang hij daarna de draad maar weer oppakt, vind ik het verder heel gezond. 

Ze hebben gelijk hoor, die deskundigen. Het feit dat mijn kinderen hevig reageren op het maken van foutjes is helemaal mijn schuld. Dat ontken ik niet. Maar ze hadden wel een vraag ter verdieping mogen stellen, namelijk, waarom stem ik zonder morren in op het vastleggen van mijn fouten als ik verondersteld wordt deze heel erg eng te vinden om te maken? Want dan had ik kunnen antwoordden: dit zijn mijn genen! En die voedt ik graag op in de juiste context. En dat gaat een stuk makkelijker nu zijn omgeving buiten huis meer is aangepast op hem. 

Geef mij de tijd en ik leer ze dat ze niet bang hoeven te zijn van hun emoties en dan nemen die emoties na verloop van tijd af. Gewoon, omdat die emoties dan niet meer nodig zijn. 

Prijzenkast

Hij is goudkleurig. En glanzend! Precies zoals een medaille hoort te zijn. Trots hangt hij om zijn hals te bungelen. De kers op zijn taart. De beloning voor zijn inspanningen. En het zijn me nogal wat inspanningen geweest voor zo’n jong mannetje. 

Hij kon amper boven de hoogste stukken uit kijken die op het bord stonden. Het leek of ze hoog boven hem uit torenden. In werkelijkheid was dat niet zo. Dat was enkel mijn beleving. Hij was niet eens de kleinste die meedeed, wel de jongste. Verreweg de jongste. Hij is altijd de jongste, in de klas, zelfs op de hele school, dus op dit schaaktoernooi ook. 

Hij had netjes zijn naam opgegeven bij de wedstrijdleiding en het geld betaald wat bij de inschrijving hoort. Nu zat hij met zijn wiebelkont ongeduldig tegenover zijn tegenstander te wachten tot hij mocht beginnen. Zijn beentjes bungelden ritmisch heen en weer op de te hoge stoel. 

Ik steek mijn wijsvinger overdwars voor mijn mond om hem duidelijk te maken dat er niet gepraat mag worden tijdens de partijen, maar hij weet wel beter en kijkt mijn kant niet op. 

“Help hem maar gerust, ik ben allang blij dat ie meedoet” zegt ze fluisterend tegen mij in het voorbijgaan. Het is de dame die dit toernooi organiseert. 

Een beetje verbouwereerd kijk ik haar na. Hoe moet ik deze uitspraak interpreteren? Weet zij iets waar ik niet van op de hoogte ben? Loop ik hier met het nieuwe schaaktalent van deze eeuw door de school? Gaat hij straks, als een soort mini schaakgod in een of ander solo optreden, alle tafels met speelborden af en legt daar een voor een de koninginnen van zijn tegenstanders neer terwijl hij ‘schaakmat’ roept, onder luid gejuich van de verliezers, gewoon omdat het zo geweldig is om van zo’n talent te mogen verliezen. Is hij de nieuwe Bobby Fischer of Anatoly Karpov en is iedereen mij dat vergeten te vertellen? Vindt zij het zo’n eer dat deze kleine blonde jongen dit toernooi bezoekt? Loopt hij straks met een grote trofee te zeulen als we naar huis gaan?

Twee seconden na het startsein word mij duidelijk dat dat niet is waar ze op doelde. Binnen één lullige zet is hij al verslagen. Blijkbaar is het een handig schaaktrucje waar hij in is getrapt en is hij dus niet de gereïncarneerde ziel van een of andere schaaklegende. 

Maar waarom dan die opmerking? Ineens valt het hulpgedeelte van haar uitspraak op zijn plek. 

Had ze het al opgegeven met hem tijdens de schaaklessen die ze op school geeft en is ze verbaasd om hem hier nu te zien? Denkt ze nu: help die jongen alsjeblieft want daar zit totaal geen talent in. 

Het is niet echt een uitspraak die een kind het beste uit zichzelf laat halen. Ik ben zelf ook niet zo gebrand op de winst, maar als je dan toch meedoet, gun je tegenstander dan het beste van jezelf. Ook als je weet dat je niet kunt winnen. Laat dat dan de boodschap zijn. ‘Wat fijn dat je meedoet, haal je beste spel uit de kast’ of iets in die trant.  

Nee, haar uitspraak klinkt meer alsof hij opvulling is in dit toernooi. Voer voor de echte schaakkampioenen die hier rondlopen. Haar verwachtingen zijn niet erg hoog gespannen en dat boezemt niet erg veel vertrouwen in. Die verdomde verwachtingen van een ander ook altijd! Zijn ze te hoog, dan kun je onder de druk bezwijken. Zijn ze te laag, dan ben je niet geneigd om iets neer te zetten. En bij mijn zoon zijn ze meestal te laag.

Je kunt er niet omheen, je hebt er de hele dag mee te maken. Het loslaten van de verwachting van een ander is de eerste stap op weg van droom naar werkelijkheid. En toch kan de verwachting van een ander je ook helpen. De verwachting van zijn juf op deze nieuwe school ligt vele malen hoger dan alle voorgaande juffen en nu bloeit hij pas op. Een hoge verwachting kan een soort vertrouwen uitspreken daar waar een lage verwachting eerder wantrouwen wekt. 

De lage verwachting van deze schaakjuf zou mij in ieder geval niet laten streven naar de top, want ja, ze is allang blij dat je er bij bent, zeg maar, dus waarom zou je nog moeite doen? Het is alsof je dan meedoet voor spek en bonen. 

En dat helpen zit er ook niet in vandaag. Ik zou ook niet door mijn moeder geholpen willen worden wanneer toch herhaaldelijk is gezegd dat ouders niet voorbij de lijn mogen komen, in de buurt van de tafels. Helemaal niet als ik al de jongste was van het hele stel. Dan wil jij je laten gelden, lijkt mij. Dan wil je de rest laten zien wat je waard bent, dat je hier hoort, ondanks je leeftijd, en op eigen kracht. 

Ik kijk zijn kant op maar hij lijkt haar denigrerende opmerking die ongetwijfeld goed bedoeld is, gelukkig niet te hebben gehoord. Na zijn eerdere verlies, gaat het hem nu beter af. De tweede partij eindigt in remise. En tijdens de derde partij gaat hij zo op in het spel dat hij vergeet op de speelklok te drukken. Alle speeltijd wordt benut maar uiteindelijk moet hij deze partij afgeven aan de tegenstander. 

Ik steek geen vinger uit om hem te helpen, of zij dat nu wil of niet. Niet omdat ik hem graag zie spartelen, maar omdat ik verwacht dat hij dit kan zonder mijn inmenging.

En hij kan dit! Misschien omdat mijn verwachtingen hoger liggen dan die van de schaakjuf. Of omdat hij de kunst al machtig is om verwachtingen van een ander los te laten en te varen op zijn eigen kompas vol verwachtingen. Hij heeft zich kranig verweerd, hij heeft zijn mannetje gestaan. Hij heeft niets gewonnen, behalve deze ervaring. En die is een medaille waard. 

Oase

De warme waterdruppels dalen neer op mij. Ze wassen de nacht uit mijn ogen en vullen de ruimte met stoom. Dit is het heerlijkste moment van mijn dag. Buiten is het nog donker en het hele huis is door een diepe rust omhult. Dit is het moment van de dag waarop mijn koffie niet koud staat te worden omdat er een glas water om is gevallen die nu de afstandsbediening kortsluiting dreigt te geven of schoenen die nù gevonden moeten worden èn alleen door mij want anders komt iedereen te laat voor zwemles. Dit is het moment van de dag waarop mijn gedachtestroom niet onderbroken wordt door brullende dinos, vliegende draken of een spervuur aan vragen. Dit is het moment van de dag waarop niemand zich druk maakt over wat ik doe. Dit is het moment van de dag waarop ik even van een warme douche kan genieten voordat er een wervelwind door mijn oase van rust trekt en alle stof doet opwaaien. 

Ik haal mijn handen door mijn haar en voel een plotse temperatuurdaling die zich meester maakt van de ruimte. Zelfs met mijn ogen dicht, zie ik hoe de stoom van het warme water ontsnapt naar de koelere ruimte aan de andere kant van de badkamerdeur. Het vacuüm van mijn oase is verbroken. 

In een waan van schijnveiligheid doe ik nooit de badkamerdeur op slot. Theoretisch gezien zou er nu een indringer mijn huis binnen kunnen zijn geslopen, mijn hele gezin hebben uitgemoord en nu zijn zinnen op mij hebben gezet. Het is misschien een mooie setting voor een Hollywoodfilm maar voor nu maak ik me niet al te veel zorgen. Ik ben geen doemdenker. 

Dat ik de voetstappen al op de trap hoorde, helpt daaraan mee. Ik zou nu een mooie zin op willen schrijven over het lichte getrippel op de trap van kleine lichtvoetige kindervoetjes die stilletjes de trap af sluipen, voorzichtig, tree voor tree. Maar mijn zoon kun je beter omschrijven als een olifant op speed die de trap af komt denderen. Daar is niets lichtvoetigs aan. Hoe zo’n klein mannetje zoveel kabaal kan maken op een trap is ons allemaal nog steeds een raadsel. 

‘Mama’, hoor ik achter mij. Ik draai me om met mijn ogen nog dicht. Ik wrijf het water van mijn gezicht en uit mijn ogen. Zodra ik ze open doe, word ik verblind door een klein lichtbundeltje dat recht in mijn ogen schijnt. Het beweegt zenuwachtig heen en weer. De dinoprojectorzaklamp van mijn zoon. 

Sinds kort is het ding weer helemaal hot. Overal waar hij gaat, schijnt hij zijn lichtje weer. Nu schijnt hij zijn licht op de witte muur van de douche. ‘Hoe heet deze dino ook alweer?’ Hij wappert de zaklamp druk heen en weer en kijkt mij vragend aan. “Dat weet ik niet, ik zie niet welke je bedoelt” zeg ik terwijl ik naar het wit van de muur staar. Hij wappert nog wat drukker met de zaklamp heen en weer, alsof ik het dan wel beter zie, en kijkt me geërgerd aan. “Die met die flippers, maar niet de plesiosaurus” benadrukt hij, alsof dat moet ophelderen wat hij precies bedoelt.  “Als je het licht uitdoet van de badkamer, zie ik het licht van jouw zaklamp misschien wel, want nu valt het weg tegen het wit van de muur” en op het moment dat die woorden mijn mond uitrollen weet ik dat ik de rest van mijn douchesessie in het donker moet uitvoeren, op de tast zoekend naar de shampoo in de hoop dat het dat wel is en moet ik me zorgen maken dat ik geen scheerschuim op mijn tandenborstel smeer. 

Het licht gaat uit en er ontwaart een monsterlijke dino op de muur in een klein blauw vlak. Het beest springt uit het water en hapt gevaarlijk naar de dino die over het wateroppervlak scheert, waarbij een flinke rij scherpe tanden worden ontbloot. De dino’s vissen naar een maaltijd zoals mijn zoon vist naar een antwoord. Hij weet best hoe deze dino heet maar durft het niet met 100% zekerheid te zeggen. Hij wil zijn vader niet met foutieve informatie belasten. Hij heeft nog niet door dat papa gezegend is met het geheugen van een eendagsvlieg als het informatie betreft die hij niet nodig heeft. De informatie die mijn zoon steeds weer in zijn geheugen probeert te proppen, sterft daar net zo snel uit als de dino’s ooit deden. Morgen is hij het toch weer kwijt en dus kun je zonder schuldgevoel een fictieve naam geven aan deze dino. 

“Een mosasaurus” vertel ik hem naar waarheid omdat ik het ook niet over mijn hart kan verkrijgen om het andere deel van ons opvoedduo te vullen met fictieve dino-namen, veel te bang dat hij het straks ineens wel onthoudt. Aan liegen doe ik niet.  

Mijn zoon sprint de badkamer uit, tevreden over het antwoord. De wervelwind vervolgt zijn spoor naar de ruimte ernaast. De deur slaat dicht maar gaat ook weer net zo snel open. Meteen daarna klinkt het licht weer aan. Het valt me niet tegen. Hij laat me verbaasd achter. Mijn verstrooide professortje lijkt alles weer een beetje op een rijtje te krijgen. Deze school doet hem goed. 

Mij ook. Het doet mij goed om te zien dat we een goede keus hebben gemaakt en alles op alles hebben gezet om hem hier te krijgen toen bleek waarom de school in ons dorp hem geen onderwijs kon geven. 

Ik sop mijn haar in. Met mijn ogen dicht hoor ik hem aan de andere kant van de muur tegen zijn vader vertellen over de dino die hier rondzwom toen het hier nog een oceaan was. Ik spoel het sop weer uit mijn weelderige blonde lokken maar wanneer ik mijn ogen opendoe blijft het donker. Naast mij doemt een klein groen plaatje op op de muur en achter mij hoor ik de stem van mijn zoon. “En deze? Hoe heet deze? Niet de Brachiosaurus, maar die andere met een lange nek”. Hij houdt het lampje dan weer dichterbij de muur, dan weer verder ervan af. Het plaatje wordt steeds weer groter en waziger of kleiner en scherper. 

Gelukkig heb ik voor het antwoord geen plaatje nodig. “Ik zal je een geheugensteuntje geven, want volgens mij weet je het zelf ook wel” zeg ik, niet van plan om alles prijs te geven. “Het begint met een d”

Hij sprint weg terwijl hij naar zijn vader roept. “Diplodocus papa, zo heet deze en hij was groter dan de Brachiosaurus!” Zijn stem wordt steeds zachter wanneer hij zich naar de aangrenzende ruimte begeeft en laat mij nu wel in het donker achter. Vol vertrouwen wacht ik geduldig af tot hij terugkomt om weer licht te brengen in mijn duisternis. Maar dat gebeurt niet. Ik roep zijn naam maar ik krijg niets door zijn betoog in de andere kamer heen. 

Met een zucht dooft mijn stem uit. Op de tast beginnen mijn handen in het duister te zoeken. Ik moet mijn tanden nog poetsen…