Als ze me vandaag zouden vertellen dat mijn kleine directeur ADHD heeft, zou ik de diagnose zonder pardon aannemen. Hij stuitert al een uur lang door ons huis. Hij vindt het spannend, dat merken we allebei. Als onze zoon iets spannend vindt verandert hij meestal in een overenthousiaste dinosauriër die alle kwaliteiten van de verschillende soorten bezit. Brullend springt, kruipt en rent hij door het huis. Ik hoop dat de buren heel vast slapen of al wakker zijn. En als ze slapen hoop ik niet dat zijn dinobrul hun in een Jurrasic park-achtige droom slingert. Dat ze nu in hun droom rennen voor hun leven samen met een overenthousiaste paleontoloog door een oerwoud met metershoge bomen en achtervolgt worden door doodgewaande en weer tot leven gewekte Tyrannosaurussen en pteranodonnen, met als enige bescherming hun geweren die niets uithalen tegen zulke eeuwenoude reuzen.
Hij is vandaag een dino, daar komen we niet onderuit. We zullen er even mee moeten zien te leven. Ik hoop dat hij ervoor kiest om een herbivoor te zijn, anders zitten we straks een uur lang in een auto, onderweg naar Amsterdam, opgesloten met een woeste carnivoor. Als de autogordel hem dan maar tegen weet te houden, anders sta ik niet in voor de ravage.
We gaan vandaag naar een show met levensgrote dinosauriërs. Walking with dinosaurs. Heeft ie wel verdient na alle ellende die school voor hem is.
Op dit moment is zijn grootste puzzel wat voor kapsel hij moet nemen. Gel erin en stekels maken zodat vleeseters hem links laten liggen of juist geen stekels zodat ze zien dat hij geen dino is. Want als ik zijn haar in een dinokuif fixeer, kunnen ze straks weleens denken dat hij echt een cryolophosaurus is. En wat gaat een carnitaurus dan wel niet denken? “Mjam mjam, wat een lekker hapje is dat”.
“Misschien moet je juist stekels nemen zoals de Pachychephalosaurus of de Ankylosaurus. Als bescherming. Dan durft een vleeseter je niet te bijten”, breng ik serieus in.
Nu schiet papa in de stress. “Ze zijn niet echt hè, die dino’s. Het zijn grote robots.”
Mijn zoon besluit even uit zijn rol te stappen en zegt serieus tegen zijn vader:”Ja dat weet ik ook wel, papa!” Hij vouwt zijn handen achter zijn rug en hapt met opengesperde bek naar zijn croissant met kaas.
“Zo’n Tyrannosaurus Rex had hele kleine klauwtjes om zijn eten vast te houden. Misschien moet jij dat ook doen?” Je moet soms best inventief zijn als moeder, om het toch een beetje beschaafd te houden aan de eettafel. En soms ook een beetje slimmer dan zo’n slimmerik.
“Hij had hele lange klauwen, mama. Om zijn prooi te verwonden”.
“De Therizinosaurus, die had pas lange klauwen. En nu gaan we eten als een Homo Sapien, die zijn nog niet uitgestorven.”
We mijmeren verder over dino’s en uitsterven en robots en al dan geen stekels ter bescherming en het ADHD-achtige vertrekt stilletjes via de achterdeur.
[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/track/2u8MGAiS2hBVE7GZzTZLQI?si=iqxmplJZTQeuDBEXep04XQ”/]