“Wat ga je morgen doen?”, vroegen ze me op het werk. “Ik denk dat ik lekker met de kids in de sneeuw ga spelen”, zei ik vol goede moed. Bij het naar huis gaan, wenste mijn collega’s mij een fijne dag toe, zoals ze iedere dinsdag doen. Ik ben op woensdag altijd vrij, net als op vrijdag. Om met de kinderen door te brengen, want dan zijn ze s’middags vrij. Leuke dingen doen en zo.
Ik zou op een dag als vandaag lekker in de sneeuw spelen met dikke wollen sjaals om en handschoenen aan of lekker warm binnen een spelletje spelen met een kop dampende chocolademelk. Of lekker struinen in het bos met onze laarzen aan en de hond mee, takken zoeken en kastanjes.
Of op een zomerse dag lekker langs de Maas struinen, met onze broekspijpen opgerold en de blote voetjes in het zand. Wegrennend voor de rollende golven water die grote vrachtschepen de oever op duwen. Zandkastelen bouwen en versieren met gevonden kiezels. Dat soort dingen. Tenminste, zo had ik het in mijn hoofd toen ik zwanger was van onze eerste.
Ik word om 7:00 uur gewekt door het vrolijke gezang van mijn dochter. Ze is nog niet helemaal wakker en ligt met haar ogen dicht te neuriën. Zij is een langzame ontwaker, maar vandaag heeft ze nog even tijd om wakker te worden want het is tenslotte woensdag en hier hoeft niemand op het moment naar school. Maar niet te lang, want papa en mama moeten wel naar school. Administratieve redenen, daar zullen we het maar op houden. Dus om half negen moeten ze allebei aangekleed en wel bij oma staan. Ik moet er wel vast uit want ik moet de huiskamer opruimen na de ravage van twee dagen werken. Niet dat je nu nergens meer kan lopen, maar er blijven altijd dingen slingeren die nooit meteen een plek vinden of die hun plek in dit huis niet zelfstandig gevonden krijgen. En om 12:00 staat er iemand van de gemeente op de stoep. Dan wil ik het wel een beetje aan kant hebben en ik weet niet hoe lang het op school gaat duren.
Tijd om aan te kleden dus.
Voor ik het weet staat onze snelle ontwaker naast me. Zonder iets te zeggen sprint hij weer naar boven. “Wat gaat hij doen?”, hoor ik mijn man roepen. “Die heeft jouw stem gehoord, een stem die hij op woensdagochtend niet hoort te horen en hij heeft zijn pyjama nog aan dus die is naar boven gesprint om aan de regel te voldoen om aangekleed naar beneden te komen”, roep ik tijdens het opbergen van wat paperassen. Snel mijn dochter gaan helpen met aankleden en een boterham eten.
Als de magen gevuld zijn, trekken we onze jassen aan. Mijn dochter heeft geen zin om weer van huis te gaan en hangt aan mij. Ze weet inmiddels hoe laat het is. Om haar mening kracht bij te zetten weigert ze haar jas aan te doen. Dan maar zonder jas mee. Als alles in de auto zit, daalt bij mijn zoon ook het besef dat hij vanochtend niet thuis is. Hij zoekt ruzie en barst in woede uit. Zijn gordel kan hem niet meer tegenhouden. Om af te koelen besluit ik met hem te gaan lopen, in ieder geval tot hij weer bedaard is. Mijn man rijdt door met onze dochter achterin.
Woest loopt hij achter mij aan, te schreeuwen “MAMA!” “Ik hoor je, lieve schat, maar praten doe ik als jij weer rustig met mij kan praten.” Hij stampt achter mij aan en met iedere teug koele lucht die zijn longen binnendringen, neemt de woede af en neemt rust het over. Tijd om te praten. Wat gebeurde er? Waarom gaan we lopen? Hoe ga jij om met dat ‘draakje vurig’ in jou? Wat kan wel en wat kan niet?
Dan komen we papa weer tegen die netjes staat te wachten op ons. We vervolgen onze weg maar met wat meer haast en wat minder tijd bij oma om afscheid te nemen.
Op naar school. Wij zijn nu onderhand vaker op school geweest voor mijn zoon dan mijn zoon zelf op school heeft gezeten en ik heb een school nu vaker van binnen gezien voor mijn zoon dan ik hem ooit voor mezelf heb gezien. Vandaag worden er plannen in werking gezet die al eerder gesmeed zijn. Papieren moeten ondertekend worden en er word vast in de toekomst gekeken. Moeilijke vragen worden gesteld. Wat als dit plan niet werkt? Wat doen we dan? Speciaal onderwijs?
Het flitst door mijn hoofd. Wat moet mijn zeer hoogbegaafde zoon in godsnaam op speciaal onderwijs? Het strookt niet en ik slik mijn tranen weg. Nee! Dit plan gaat werken! Dit moet werken! Hij is verdomme hoogbegaafd! Hij heeft een enorm talent om te leren, misschien is dat wel het enige wat hij kan: leren! Hij heeft alleen iemand met een rotsvast vertrouwen in hem nodig en een lange adem.
In de documenten buitelen woorden als handelingsverlegen, fysiotherapie, faalangst en belemmerende factoren over elkaar heen. Ik weet dat ze nodig zijn om aanvragen rond te krijgen, maar zo zie ik mijn zoon niet graag omschreven worden. Ik zie liever enthousiast, zorgzaam, meelevend en leergierig voorbijkomen, want dat is hij ook.
Na wat krabbeltjes en het doorspreken van het plan, keren we weer huiswaarts. Snel de kinderen ophalen en terug naar huis.
Thuis pak ik meteen de stofzuiger en duikt mijn man de garage in. Ook op zijn vrije dag.
Iedereen denkt dat we steenrijk worden van al het werk wat hij daar in de avonduurtjes verzet, maar helaas word daar door ons geen vakantie van geboekt. Andere mensen kunnen hiervan op vakantie maar wij niet. Een gesprek, een onderzoek of een activiteit met ontwikkelingsgelijken, het moet allemaal betaald worden en de gemeente wil maar niet komen. Het kastje naar de muur-verhaal, een verhaal wat ik liever niet schrijf. We proberen al twee jaar zelf de problemen voor mijn zoon op te lossen. Ze zien het niet, want het is thuis een drama en niet op school. Tot nu.
De deurbel gaat, de hond slaat aan. Ht wijkteam is er, eindelijk nu wel na een eerdere afzegging. Begrijpen ze niet dat de nood hier hoog is? Nou goed, er zullen er meer zijn.
Weer een ellenlang gesprek en de belofte dat het nog lang gaat duren.
Zodra de lieve vrouw van de gemeente weg is, eten we een boterham. Een beetje later dan normaal. De melk en de vlokken zijn op en meteen volgt er nog een hele lijst. Tijd om naar de winkel te gaan en proviand in te slaan. Maar eerst moet er een lange mail uit, naar de psycholoog. Voor een ondersteuningsplan, zodat ze na de wachtlijst waar hij nu op staat, meteen kunnen beginnen met therapie en begeleiding. Zodat hij weer naar school kan en niet meer zo eenzaam is. Hoop ik. Zodat hij gewoon lekker kind kan zijn zoals ieder kind is. Hoop ik.
Buiten vallen de eerste sneeuwvlokjes op mijn neus. Oh ja, we zouden in de sneeuw gaan spelen. Gelukkig is het natte sneeuw die niet blijft liggen. Ik hoef me daar niet schuldig over te voelen.
De dag is voorbij gevlogen en ik zou willen dat ik nu maar één vrije dag beschrijf die anders ingevuld is dan ik zou willen. Maar vrijdag is weer zo’n dag. Een dag gevuld met bellen, mailen en onderzoeken. Maar dan voor de jongste. Oh en ergens moet ik ook de tijd vinden om de was te vouwen en een afspraak te maken met de tandarts. In mijn dromen gaan we vrijdag lekker ontbijten op de bank en rustig door een museum dwalen of samen met mijn kids koken.
“En, hoe was je dag gisteren?”, hoor ik al in gedachte als ik aan morgen denk. Ik vertel maar over de sneeuw die niet gevallen is, denk ik.
[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/track/1WOxmQAMnyvTdTuzZhuTBo?si=DRuWXmQxTBigUGVllRQIcg”/]