Ze komt binnenlopen als Casper, het vriendelijke spookje. Met een witte trui over haar hoofd, waaronder gegiechel klinkt, botst ze tegen de deur aan. Ik hou mijn hart vast, trek een grimas en wacht op een huil. Maar geheel tegen mijn verwachting in volgt er een schaterlach.
Ze lijkt op een toerist die met het vliegtuig op reis gaat. Om maar een paar dagen weg te gaan. En die geen bagage mee wil nemen behalve wat handbagage en dan maar drie extra onderbroeken aan heeft en een t-shirt over een trui. Of op de overenthousiaste jongste deelnemer aan de nieuwste poolexpeditie, die het 3-lagen systeem iets te ver heeft door laten draven.
Want zes lagen kleding bedekken haar nu, van schoon tot vuil, dus als de winter nu invalt, dan zit zij goed. Ook al is alles half aan en zit het allemaal binnenstebuiten en achterstevoren.
De onderbroek hangt op haar knieën en het labeltje prijkt voorop, een hemd bungelt aan haar arm als een tas en het shirt van haar broer siert als een indianentooi haar hoofd. Gelukkig heeft ze onder dit alles gewoon nog een jurk aan met een maillot die ik haar die ochtend heb aangetrokken en dat zit keurig recht en buitenstebinnen.
Alsof ze als een duiveltje in een doosje uit de volle wasmand is gesprongen. Tadaa!!
Mijn dochter heeft een bizarre fascinatie voor wasgoed. Zodra ik met een wasmand vol schone kleren de trap af kom, kan zij haar geluk niet op. Misschien denkt ze: “Mama is hier zo vaak druk mee, dit moet wel heel erg leuk zijn”. Gelukkig heb ik haar tegenwoordig zover dat ze het niet meer lachend op een rennen zet met een schone sok, maar deze netjes uit de lading was sorteert. En sinds kort houdt zij zich bezig met dit verkleed-tafereel. Sinds kort heeft mijn dochter het plan opgepakt om zichzelf aan te gaan kleden.
Motorisch gezien vind ik dit nogal een stap, al zie ik wel voordelen voor de toekomst. Maar voor nu is het voor mij vooral nog lijdzaam toezien terwijl zij een onderbroek over haar pamper probeert te trekken. Als ze zich nu eerst eens toelegt op zindelijk worden, dan ging die onderbroek ook makkelijker.
Gesterkt door een rotsvast vertrouwen in haar eigen kunnen trotseert ze haar taak. Gefocust, met het puntje van haar tong dat tussen haar lippen door naar buiten is komen friemelen, werkt ze naar haar doel toe. En gefrustreerd bemerkt ze dat de werkelijkheid in schril contrast staat met de magische wereld in haar hoofd.
Het is een fase die zwaar weegt in ieder peuterleven. Ook in een moederleven hoor, tenminste in mijn geval.
En je mag ook niet helpen, zelfs niet stiekem. Helpen voelt voor haar aan als een doodsteek. Zodra je een hand uitsteekt, stort ze zich zwaar verontwaardigd gillend ter aarde, waarbij ze met haar handen op de vloer beukt. Ze was al boos omdat wat ze wilde niet lukte, maar mijn helpende hand is de druppel. Ze schreeuwt het oorverdovend uit, staat op en rent boos om de tafel. Na een rondje rennen stopt ze abrupt, kijkt me boos aan, en zet het gilend weer op een rennen.
Ze vindt het verschrikkelijker om geholpen te worden dan dat iets niet lukt.
Uren kan ze met haar schoenen rommelen om ze aan te krijgen. Om ze vervolgens aan de kant te gooien en haar voeten in mijn schoenen te steken. Als een heldin schuifelt ze dan trots rond de tafel, vastberaden om dit paar haar paar te maken. Om de simpele reden dat ze deze tenminste wel zelf aan krijgt.
Dit gaat allemaal best gemoedelijk, maar oh wee als je het plan oppakt om haar te helpen omdat jij denkt dat ze graag haar schoenen aan heeft. Want dat heeft ze doorgaans, graag haar schoenen aan. Ze is ook totaal niet bedreven in het uitdoen van haar schoeisel, alleen maar in het aan doen. Want je zult maar eens plots van plan zijn om weg te gaan. Je komt de deur niet uit zonder haar. En schoenen vinden altijd wel een moment op de dag dat iemand ze vanzelf van haar voeten haalt. Als ze naar bed moet bijvoorbeeld of op de bank klimt.
Maar goed, wanneer jij het plan hebt opgepakt om haar te helpen met haar schoenen aandoen, dan moet ze niet op dat moment bezig zijn met het project zelf je schoenen aan doen want dan is het huis te klein.
Met eten is dat net zo. Proberen te helpen door met haar vork vast een hapje op te scheppen is een absolute no-go. Boos wordt het bord naar voren geschoven om daarna niet meer te eten, zelfs geen toetje. Ook als ze wel zover komt dat ze een toetje eet, dan mag je het laatste beetje toet alleen uit het bakje schrapen als je het expliciet vraagt en dan nog niet altijd.
Een beker melk neerzetten bij het brood kan alleen als zij nog niet op haar stoel zit. Anders wordt hij zonder pardon kwaad omgegooid. Die beker pakken, dat kan ze zelf wel!
Handje vasthouden? Lopen doet ze zelf wel. En dus gaat een hand vasthouden met oversteken onder zwaar en luid protest.
Moet ze even wachten op een boterham, dan pakt ze zelf een mes en steekt deze in de boter. Ze smeert zelf wel.
Ze kan het allemaal zelf wel!
En dus stapt ze nu, als een zwerver die een rondje mee heeft gedraaid in de droger en daar verstrikt is geraakt met allerhande kledingstukken, door het huis rond. Geheel tevreden over haar eigen resultaat en dat puur omdat niemand haar geholpen heeft.
[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/track/6lTTzSk1hRrxp4VMwXBp2l?si=NZlrD4apRsCQdOMQWo-43A”/]