We waren de schrik van de school. Een grote grommende beer of een doorn in het oog. In ieder geval zijn we de ouders van dat ene jongetje op hun school dat thuis is komen te zitten. Waar ze niets mee kunnen. Met het jongetje niet en de moeder ook niet. Want die moeder had aan de telefoon al gezegd dat ze niet ging zoeken naar oplossingen, ook al zat hij thuis terwijl hij op school hoort. Ook al wil school graag oplossingen zoeken. Ook al moeten er oplossingen komen.
Maar ik ben niet de boeman. En school ook niet.
Het werd een verhelderend gesprek met een verrassend einde omdat ik besloot een verhaal voor te lezen in plaats van een oplossing zoeken. Zijn verhaal, maar ook mijn verhaal. Dit verhaal:
Oh God, nu moet ik gaan voorlezen voor 6 paar ogen. Hoezo faalangst? En dat voor iemand met een verbaal iq van 138! Je zou verwachten dat die zelfverzekerd iedereen er hier tussenuit praat. Lullen als brugman. Maar nee, ik vind het eng om voor te lezen of te zeggen wat ik denk. Ideeën die vaak heel juist zijn maar niet altijd begrepen worden of zoiets. Ik typ dit stuk ook gewoon ongegeneerd uit omdat ik anders niet meer durf. Omdat ik dit niet durf te zeggen als ik het uit mijn hoofd moet doen. Dan voel ik de priemende blik van de directrices en de orthopedagoog en de intern begeleider die nu vast denken: “ Wat een raar mens met een raar verhaal. Dit is niet de bedoeling van dit gesprek. Dit is verspilling van mijn tijd!”
Maar ook omdat ik al vanaf maandag ieder uur zeker zes keer dit gesprek heb gevoerd. Om moed te verzamelen. Al 8 dagen, 6x per uur. Reken daar slapen vanaf, dat is ongeveer 6 uur per 24 uur, dan blijft er 8x 18 uur over, 8x 10 is 80 en 8 x 8 is 80 – 16 en dat is vieren………………………………………..?Oke, tijd voor een rekenmachine. Dat is 144. 144 x 6 is 864. 864 keer heb ik dit gesprek al gevoerd met even zoveel uitkomsten. Die zal ik maar niet allemaal opnoemen, want dan ben ik ze kwijt.
Hopelijk luisteren ze lang genoeg voor de kern van de zaak. Hopelijk zien ze waarom ik dit gesprek nutteloos vindt. Een verspilling van ieder zijn tijd. Want dit is een ingewikkeld probleem geworden. Nou ja, ingewikkeld? Het is een heel simpel probleem, ik snap alleen niet waarom de rest dit niet ziet. Waarom niemand mijn zoon echt ziet. Maar dan ook echt niemand.
Mijn zoon en ik hebben niet stilgezeten in de vakantie. Hij heeft gelezen en ‘gelezen’ en gerekend en ‘gerekend’ en ik heb geobserveerd.
Het is een probleem van perceptie, angst, perfectie en grenzen. Laat het over aan de psycholoog om het probleem te doorgronden en feedback te geven om daarna een plan op te stellen. Want dit simpele probleem heeft een ingewikkelde oplossing. Een oplossing die tijd nodig heeft. En geduld, een lange adem en steeds dezelfde boodschap.
Ik snap de zorgplicht die school heeft maar als we nu pushen, heb ik over 14 jaar een nachtmerrie. Ik spreek uit ervaring. Ik heb het al eens meegemaakt. Maar daar zal ik maar niet over uitwijden. Ze maken zich blijkbaar al zorgen genoeg om mij en dit moet om mijn zoon gaan en niemand anders.
Ik ben verdomd sterk! Sterk en eigenwijs genoeg om tegen de stroom in te gaan. Mijn drive ligt niet bij sociale interactie, ik loop net zo lief alleen. Maar mijn zoon niet. Die loopt niet graag alleen. En is hij sterk genoeg om eenzaam tegen de stroom in verder te gaan? En willen we daar zo achter komen? Zelfs ik ben niet eigenwijs genoeg om nu mijn zin door te drijven en ik ben een heel stuk eigenwijzer dan hij.
6 paar ogen, daar was ik. Dat is twee x zes oftewel zes plus zes en dat is twaalf, toch? Even checken want ik ben een waardeloze rekenaar. 6 7 8 9 10 11 12, ja klopt. Oh, er zijn ook brillen bij! Moet ik dan plus 1 doen voor de extra lenzen? Of juist min 1, omdat die slechter zien?
Focus Carola, je dwaalt af. En ogen hebben niets met luisteren te maken, dat zijn oren. Auris in het Latijns. Oh nee, niet in vreemde talen vervallen. Stop daarmee! STOP! Slinger je Google translate aan anders volgen ze je niet. Geen latijn, geen engels, geen frans en vooral geen muziek erbij! Zet die radio in je hoofd uit! Dit is belangrijk. ??
Hey ya’ll prepare yourself for the rubberband man. You’ve never heard a sound. Like the rubberband man. You’re bound to lose control. When the rubberband starts to jam
Focus op het probleem, vertrouw jezelf, daar gaat ie:
Ik weet dat jullie vandaag bijeen zijn gekomen om oplossingen te zoeken voor mijn zoon, met name om zijn niveau te bepalen. En wij moeten daarbij zijn. Maar dit gesprek vind ik nutteloos, een inbreuk op mijn volle agenda op een werkdag en sowieso mosterd na de maaltijd. Want ik weet toch zeker dat ik hier in dit pand een rapport heb achtergelaten. Een rapport waar heel veel in staat, met name adviezen. Een rapport waar tot 4x toe wordt aangedrongen op didactisch doortoetsen. Ik heb er niet zoveel verstand van maar als ik iets 4x tegenkom in de tekst, dan zal het wel belangrijk zijn. Maar toch zitten we hier te praten over mijn hoogbegaafde zoon die het fysiek niet meer voor elkaar krijgt om naar school te komen. Maar nu ben ik aan het wijzen en daar wordt niemand wijzer van. Het is ook niet mijn bedoeling. De fout ligt bij mij. Ik had mijn poot stijf moeten houden. Ik had mijn zin moeten doordrijven. Daar hebben we nu allemaal niets meer aan, ik wil alleen maar meegeven wat er zoal bij een hoogbegaafde dwars kan zitten en waarom sommige dingen simpelweg niet gaan. Zoals dit gesprek. Net als mijn zoon ben ik hoogbegaafd en heb een enorme moeite iets te doen dat nutteloos is. Dus ik ga even heel autonoom zijn en doen. Hij heeft dat echt niet van een vreemde. Ik geef jullie een kijk in mijn hoofd, daar ben ik al druk mee bezig. Mijn zoon heeft ook zijn hoofd niet van een vreemde en veel van zijn ideeen ook niet.
Maar om aan oplossingen toe te komen moet eerst het probleem doorgrondt worden. Daar moet de psycholoog bij gaan helpen, net als met de oplossingen.
Maar ik kan jullie wel vast een deel van het probleem uitleggen dus dat ga ik vandaag eerst doen. Alleen dan is dit een nuttige invulling van deze tijd voor mij. Als we hier weggaan zonder oplossingen maar met een duidelijk begrip van het probleem dan ben ik al zeer tevreden.
Het probleem heeft veel factoren. Het is niet simpelweg wat uitdaging bieden en klaar. Dit roep ik al een tijdje, ik zat niet voor niets tegenover een vreemdkijkende directrice van hb onderwijs over mijn 3-jarige zoon te vertellen. Op 2-jarige leeftijd was dit misschien een oplossing geweest, een beetje meer uitdaging maar nu niet meer. Dat schip is uitgevaren en net als de Titanic midden in de oceaan naar de bodem gezonken. Zijn ijsberg: de wereld om hem heen en zijn eigen hoofd.
Hij durft inmiddels geen uitdaging meer aan. Hij is er bang voor geworden. Hij heeft altijd faalangst gehad maar wel altijd de kracht om zich eroverheen te zetten. Omdat wij niet raar opkijken van de mate waarin hij frustratie uit. Die gevoelens zijn mij niet vreemd, juist heel normaal. Maar hij heeft gemerkt dat het voor andere mensen anders werkt. Die staan niet te schreeuwen en barsten in huilen uit als iets niet meteen lukt. Die werken ongestoord door. Maken ze überhaupt wel foutjes? Volgens mij niet, hoor ik hem denken. Maar hij gaat wel door de grond! Wat is er mis met hem dat hij dat foutje maken wel erg vindt? Het zal vast te moeilijk zijn voor hem, dat simpele taakje. Ten eerste maakt hij fouten, zulke grote fouten dat hij door de grond zakt. Ten tweede roept iedereen dat hij nog jong is dus dat hoeft hij nog niet te kunnen.
Hierin zit faalangst en perfectionisme verweven en die gaan hand in hand.
Dat perfectionisme is een ander deel van het probleem. Hij begint namelijk niet aan een taak al hij niet alles perfect beheerst. Maar dit gaat heel ver want hij kan ver doordenken. Toen hij zindelijk ging worden deed zich dit ook voor. Hij was met twee al in staat om zijn plas lange tijd op te houden en begreep het principe van naar de wc gaan. Hij zou ook geen foutjes maken als in zijn broek plassen. Maar hij wist wel dat hij zijn broek uit moest doen. Zijn plaatje van zindelijk zijn klopte alleen als je zelf je broek aan en uit kunt doen, op de wc kunt klimmen en je plas kunt ophouden. Die dingen zijn in zijn hoofd niet van elkaar los te koppelen. Papa en mama vragen ook niet aan elkaar om hun broek los te maken en uit te doen( nou ja, dan niet tenminste) Die gaan naar de wc zonder enige hulp dus hij moest dat ook kunnen. Pas toen hij zichzelf kon aan en uitkleden, zelf zijn knoop los en vast kon maken, was hij zindelijk. Om diezelfde reden gaat hij ook pas lezen als hij perfect kan schrijven. Die twee dingen zijn allebei verbonden met taal en onlosmakelijk voor bram. Dat besef moet eerst bij hem gaan komen, dat hij niet hoeft te kunnen schrijven om te lezen, dat dat twee verschillende dingen zijn. Hij is thuis ontzettend hard aan het oefenen. Krassen heeft plaatsgemaakt voor kleuren binnen de lijntjes. Hij heeft zelfs oefenbladeren gevraagd aan de directrice van zijn nieuwe school, in zijn ogen momenteel zijn aartsvijand. Hij wil jullie echt laten zien dat hij kan lezen. Hij ziet jullie probleem en wil jullie helpen maar staart blind op de combinatie van lezen en schrijven.
Dat perfectionisme is tevens heel erg sterk. Hij eet geen cracker of beschuit op die is gebroken met het smeren, een boterham waar een gat in zit of een plakje vleeswaar dat is gescheurd met het van elkaar afhalen. Dat zijn allemaal onoverbrugbare kloven voor hem.
Hij vraagt niet graag om hulp ook al zien jullie misschien een kind dat overal hulp bij nodig heeft. Dit is angst. Van nature doet hij het liever allemaal zelf. Hij stond uren alleen op de wc te schreeuwen omdat hij zijn knoop niet vast kreeg. Maar helpen mocht niet.
Dus we hebben nu perfectionisme en faalangst met daarbovenop een complex beeld van hoe iets eruit moet zien volgens hem. Daar wil ik iets aan toevoegen en daarvoor ga ik een verhaaltje vertellen om dat duidelijk te krijgen:
Slam dunk
Al dribbelend steekt hij met grote passen het veld over. Voor zijn schoenmaat en beenlengte is dit een ieniemienie veld en binnen no time is hij van de ene kant naar de andere kant gelopen. Maar zijn tegenstander rent met zijn tong op zijn schoenen hijgend achter hem aan.
Toink, toink, toink. Hij is in drie dribbels bij zijn doel en legt behendig de bal in de basket. Springen hoeft niet. Hij is twee meter en tien centimeter lang en de hoepel hangt tien centimeter hoger. Hij heeft geen miktalent nodig. Hij kijkt de bal er niet in zoals zijn kleine tegenstander dat wel moet doen. Vol goede moed bepalend waar de bal ongeveer moet komen en op goed geluk gooiend. Zijn tegenstander demonstreert daarmee al zijn talenten om zijn hoogte te compenseren en heeft er uren ingestoken om dit onder de knie te krijgen.
De lange slungel daarentegen lijkt geweldig te zijn zoals hij snel en soepel de bal van de ene kant naar de andere kant brengt en hem zachtjes in de cirkel legt.
Twee dagen later staat diezelfde lange slungel op het trainingsveld. De coach vraagt hen om op te stellen in een rij voor de basket, een eindje ervandaan. Ze gaan slam-dunks oefenen. De lange slungel sloft ontmoedigd naar de kant en ploft neer op de bank. Als de coach de basket niet hoger hangt doet hij niet mee, al gaat hij op zijn kop staan. Ze blijven hem vragen om het voor te doen. Maar hij weet niet hoe het moet. Hij is lang en legt de bal er simpelweg gewoon in. Zijn hoofd hoeft niet uit te rekenen hoe ver zijn aanloop moet zijn of in te schatten wanneer hij moet springen. Zijn voeten hoeven niet te bepalen hoe hard ze moeten afzetten en zijn ogen hoeven niet te meten hoe ver zijn armen moeten uitrekken. Hij gaat enkel op zijn tenen staan. Dat is geen talent of kwaliteit, ook niet als iedereen langs de kant hem toejuicht om zijn trefzekerheid.
Hij heeft de coach wel eens gevraagd om de hoepel wat hoger te hangen zodat hij ook eens kon oefenen op zijn slam dunk maar het enige wat de coach deed was lachen. Dat hoefde toch niet? Hij blinkt er toch al in uit.
Maar hij is er helemaal niet goed in! Hij springt niet eens!
Steeds vaker had hij tegenzin om zijn teamleden het voor te doen, vooral omdat hij het niet met de stelling van iedereen eens is. Hij kan niet slam-dunken. Iedereen denkt dat wel maar het ìs niet zo.
En nu heeft hij zich voorgenomen om zijn poot stijf te houden. Hij gaat het niet meer laten zien. Hij gaat het niet meer voordoen. Hij gaat niet iets voordoen wat hij eigenlijk niet eens kan, wat hem geen moeite kost en waar hij geen tijd in hoeft te steken om er goed in te worden. Het voelt als liegen voor hem. Hij doet niet meer mee met die huichelarij! Ze laten die kleine middenvelder maar voordoen hoe het moet. Bij hem gaan ook bijna alle ballen erin maar hij is één meter zeventig! Hij moet springen en hoog ook.
Op de bank langs de kant, dribbelt hij wat heen en weer met de bal van de ene hand naar de andere hand en droomt over een basket dat zo hoog hangt dat ook hij even het gevoel van vliegen mag ervaren.
Hij overweegt op dat moment ook om te stoppen met de sport die hij ooit zo leuk vond. Het is saai geworden daar alleen langs de kant. Hij hoeft niet te oefenen, kan alles al en meteen. Waarom komt hij überhaupt nog trainen? Hij vraagt het zich serieus af.
Het veld rond dribbelen is leuk maar als nooit iemand de bal afpakt, blijft het toch een eenzaam solospel.
Voel je al een beetje mee met de basketballer? Goed zo. Zijn gevoel heeft een naam: het impostersyndroom, een beetje zware term. Daarbij heb je zelf niet door dat je succesvol bent ook al vertellen anderen je dat je dat wel bent.
Het is een karaktertrek die mijn zoon van mij heeft. Net als zijn autonomie. Ze mogen blij zijn dat ze hem in de klas hebben en niet mij, hij speelt nog mee.
Iedereen vindt dat ik geweldig kan tekenen, met paarden als mijn specialiteit. Maar in mijn beleving doe ik niet meer dan het juiste potloodstreepje op de juiste plek zetten.
Kijk maar even naar de tekeningen die ik heb meegebracht. Kijk maar goed maar weet dat als je me hier en nu vraagt om een paard te tekenen, dat er dan een tekening van een 8- jarige uit komt rollen. Dat heet dan weer onderpresteren, iets wat mijn zoon ook erg succesvol kan.
Iedereen vindt ook dat ik geweldig kan schrijven maar ik vind dat ik niet meer doe dan mijn gedachten op papier zetten. Allemaal niet zo bijzonder dus.
Maar dan mijn zoon.
Mijn zoon is nog geen twee meter en tien centimeter lang, al zou hij best zo lang kunnen worden als hij zo blijft doorgroeien. Hij steekt met kop en schouder boven zijn leeftijdsgenootjes uit en valt in zijn huidige klas niet op tussen de jongens die twee jaar ouder zijn. Hij valt wel op met zijn gedrag. Hij doet namelijk net als de basketballer niet meer mee. Hij heeft vooralsnog besloten om nooit meer mee te doen, gedreven door angst en een verstoord realiteitsbesef. Op zichzelf staand al erg genoeg, maar er is iets wat mij veel meer irriteert. Iedereen zegt over hem dat hij ‘uit’ staat. Zijn vader, de juf en de IB-er, maar ook mensen die met hoogbegaafden werken en mensen die hoogbegaafd zijn.
Alsof hij ineens in een kasplantje is verandert en doodstil in zijn bed voor zich uit ligt te staren. Het klinkt bij mij hetzelfde als een slapende comateus te noemen. Terwijl jij heerlijk in dromenland ligt bij te komen en jouw hersens hard aan het werk zijn om alle indrukken en pijntjes te verwerken, noemen ze jouw toestand een coma. Een toestand waarin weinig tot niets gebeurd. Waarin niets nieuws geleerd wordt.
Maar terwijl iedereen vraagt waar zijn aan-knop zit, vraag ik mij serieus af waar zijn uit-knop zit. Want van mij mag hij best even uit. Ik doel niet op zijn gedrag thuis, dat kan ik begrijpen. Die toestand heb ik ook gekend, al is het op geheel eigen wijze.
Nee, van mij mag hij best even uit zodat hij niet leert om zo ver aan te passen, om antwoorden te geven die iedereen verzint of om op te geven. Want dat is wat hij doet. Net als de basketballer heeft hij zijn spel opgegeven.
Mijn jongen heeft namelijk een aangeboren voorliefde voor boeken maar leest niet. Hij heeft met drie maanden oud een boek vastgepakt en heeft zijn handen daarna altijd om een boek geklemd gehad tot hij naar school ging. Hij kon al lezen toen hij in de kleuterklas begon. Nu kent hij geen enkele letter meer.
Hetzelfde met rekenen. Hij leerde zijn zusje toen hij drie was en zij een, tellen middels de tafel van twee en noemde voor de grap sommetjes op met zijn ogen dicht voordat hij ging slapen. Nu kan hij nog geen één plus één uitrekenen.
Terwijl hij alles al kon voor hij naar school ging, alsof het iets natuurlijks was, ziet hij iedereen dagelijks veel moeite doen om iets onder de knie te krijgen wat hij alweer vergeten is. En nu ‘zeurt’ iedereen om iets te laten zien wat hij van nature kan, waar hij geen moeite voor hoeft te doen. In zijn ogen is het huichelarij. Hij heeft niet geleerd te lezen of rekenen, zijn hersenen weten dat gewoon. Net als de basketballer springt hij niet eens. Hij leest niet, hij ziet de woorden alleen maar staan. Maar iedereen noemt elke letter individueel op en plakt ze daarna aan elkaar. Dat noemen ze lezen. Dan krijg je toch gewoon B R A M?
Hij rekent niets uit, hij weet gewoon het antwoord op 4+4. Maar ze vragen hem om het uit te rekenen en hij weet niet hoe dat moet. Hoe doe je dat met die vingers tellen en zo? Iedereen is ineens zijn vingers aan het tellen, je hebt er toch tien. Die hoef je toch niet steeds te tellen? En dat is toch gewoon tellen en niet rekenen? Vier vingers aan de ene hand en vier vingers aan de andere hand.
Vertwijfeld krabt hij zich achter zijn oren. Thuis blijven ze stug volhouden dat hij al kan rekenen en lezen maar het is overduidelijk dat dat niet het geval is, want hij snapt er niets van. Vooral die stomme moeder van hem, hardnekkig houdt ze vol en stelt haar mening geen seconde bij!
Net als de basketballer heeft hij weleens gevraagd om het te mogen leren maar dat hoefde nog niet. Hij is nog zo jong en lezen is te moeilijk.
Maar net als de basketballer, die nog steeds met gemak de bal in de basket kan leggen, hij is immers niet gekrompen, kan mijn zoon nog steeds lezen en rekenen. Hij weigert simpelweg, net als de basketballer, om nog langer mee te doen aan huichelarij. Het is te makkelijk, er is niemand die zijn bal afpakt en hem laat werken voor een doelpunt.
Maar hij staat niet uit. Hij zit net als die basketballer langs de kant een beetje te dribbelen met een bal en droomt van het moment dat hij mag vliegen. Dat zijn vleugels hun natuurlijk snelheid mogen aannemen en hem eindelijk is staat stellen om op te stijgen en in de lucht te blijven. Net als een kolibrie, de Trochilidae, moeten zijn vleugels heel snel heen en weer om airborn te blijven. Nu staat hij met beide beentjes op te grond en valt ten prooi aan alles wat daar rondwaart op de bodem van de jungle.
Maar eigenlijk moet hij een realiteitsbesef krijgen. Het besef dat wat hij doet ook lezen is. Dat hij de letters niet individueel hoeft te benoemen. En dat lezen en schrijven los staan van elkaar.
Dat hij geen vingers hoeft te tellen om tot een antwoord te komen. En dat dat ook rekenen is. Het besef moet bij hem komen dat wat hij doet allemaal hetzelfde is maar bij hem anders werkt. Dat moet erin gekneed worden. Net als een bakker moet iemand dat er bij hem in kneden. Langdurig, om alle gluten hun werk te laten doen om zo een mooi vol, smaakvol en voedzaam brood te krijgen. Dat moet sudderen en garen. Dat heeft tijd nodig. Dat vergt energie.
En wat ik als laatste mee wil geven is dit: welke oplossing er ook komt, neem mee dat hij zich sociaal veilig moet voelen om te groeien. Hij heeft een grote sociale en emotionele gevoeligheid. Hij kijkt naar mensen. Op een vlak die niet bij een vierjarige past. Deze schoolwissel heeft veel van hem gevergt. Ik denk echt dat hij vanuit een slechte situatie een nieuwe schoolwissel moet ondergaan. En niet als hij er weer bovenop aan het krabbelen is. Als hij straks weer naar een andere school moet terwijl hij zich net een beetje thuis gaat voelen, hoe geweldig die school ook voor hem is, dan komt dit probleem terug maar dan wel groter dan ooit. Dan is zijn vertrouwen echt weg en doet hij niets meer. Dus als we het hier straks lekker voor elkaar hebben voor hem, dan zit je echt nog even aan ons vast, waar hij dan ook zit.
[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/user/g-tech/playlist/5uh6UlSNYVItPyarUyF8OW?si=5MyagigbQzSnzyYwHmhRXg”/]