Zijn hele geval moest door een TIC of was het een TOC? Nee, het was een TAC! Nou goed, wat het ook was, we hadden het probleem TUC. Ik bedoel tuk. We hadden het probleem tuk.
Er was een oplossing en die werd nu geboden. We grijpen het met beide handen aan. De TAC was slechts de eerste hindernis die genomen moest worden. Maar wel één die heel belangrijk is. Zonder zo’n goede eerste hindernis, was de tweede hindernis vaak al voorbestemd om te mislukken. Dan wordt je paard als het ware uit balans gebracht door het raken van de bovenste balk, verschrikt rent het dan nog wel op de tweede hindernis af maar dat mag dan niet meer baten. Bij de derde hindernis weigert het paard, anders loopt ie zich te pletter.
Eerst babystapjes, terug bij af. Een paar uur per week naar school, als een soort bovenschools plusklas maar dan binnen school en absoluut géén schoolse dingen doen zoals lezen en rekenen. Het lijkt de peuterspeelzaal maar dan met moeilijkere thema’s. Stiekem vraag ik me af waar hij nu was geweest als dit zijn eerste school was geweest. Ik weet dat ik dat niet moet doen maar toch doe ik het. Nu zijn we ver verwijderd van dat punt wat zich ergens in een denkbeeldig heden bevindt. Een soort parallel universum waar hij wel floreert nu. In plaats daarvan zijn we nu hier. Maar we zijn er!
Schuchter loopt hij achter me aan zijn nieuwe school binnen. We lopen naar het kamertje van de directrice, een kamertje waar ik samen met zijn vader al vaker zijn geweest en niet zo stiekem hoop ik daar na deze dag niet veel meer te komen. Ik vind haar erg aardig hoor, de directrice. Ze is een kleine enthousiasteling met een onuitputbare energie, maar ik denk dat ze deze gedachtegang wel begrijpt en zelfs wel deelt. Nee, dan kom ik haar liever het komende weekend tegen als we beide vermomd zijn als iemand anders terwijl de carnavalsmuziek in onze oren tettert. Dan trakteer ik!
Nu nam ze ons mee naar zijn nieuwe klas en zijn nieuwe juf. De klas waar hij volgend schooljaar echt in start, groep 4 alweer. Het is een hoge inzet maar ik weet dat hij dit kan, ook al lijkt het nu zeker van niet. Zelfs hij gelooft dat niet. Hij heeft zijn kennis zo diep verstopt dat hij het niet meer kan vinden, verborgen onder een dikke laag troep. Maar ik niet, ik ben het nooit uit mijn ogen verloren. Ik ben wel gewend om onder een dikke laag troep iets te vinden wat iedereen al lang verloren had gewaand. Voorlopig mag het nog even blijven liggen, daar in het donker. Eerst maar eens zijn vertrouwen winnen. Hij is nu net een bang paard dat in een donker hoekje van de stal blijft staan.
Bij een bang paard moet je je klein maken. Het moet zelf naar jou toe komen. En als je dan te groot bent, heeft zo’n vluchtdier een levensechte angst om aan jou ten prooi te vallen. Als een klein hoopje ga je midden in de wei zitten, erop vertrouwend dat die 600 kilo jou niet vertrapt. En dan wacht je. Je laat je niet bang maken door zijn wilde galop, zijn steigeren en zijn bokken. Je laat zien dat jij blijft zitten waar je zit, wat hij ook doet. Dit is zijn school en dat blijft het. Dat is het vertrouwen wat hij nodig heeft.
Dus dat doen we nu. We maken ons klein en laten hem naar ons toe komen. Net als bij een paard. En van paarden, daar weet ik wel wat van.
Ik had ooit een paard. Een heel lief paard. Een paard dat mij er weer bovenop heeft geholpen. Ze was een heel apart paard want ze was bijna rood maar dan weer geen vos want ze had zwarte manen. En ze vertrouwde mij blind. Als zij in de stal lag, kon ik naast haar gaan liggen en als ik tijdens de rijles naar de wc moest bleef ze netjes staan wachten in het midden van de bak, helemaal alleen en los, tot ik terugkwam en weer opsteeg.
Eén keer vertrouwde ze mij niet. Toen schrok ze tijdens een buitenrit. Ze vloog ervandoor met mij op haar rug. Razendsnel draaide ze zich om haar as om te vluchten voor wat haar zoveel angst inboezemde. Na haar draai, waarbij ik wonderwel bleef zitten, kwam ik in volle vaart een verkeersbord tegen waar zij rakelings langs af stormde. Mijn schouder raakte het bord en ik verloor mijn balans. Het asfalt was te hard voor mijn rug en liet daar scheurtjes achter. Scheurtjes die mijn wervels net niet gebroken hadden. Later vonden we haar terug in een greppel waar ze gestrand was. Zij had net zoveel schade als mij, geestelijke schade. Ze was bang geworden voor mij. Ik had haar in de steek gelaten op het moment dat zij bang was geweest. Dat vertrouwen heb ik terug moeten halen.
Toen al wist ik dat de beste manier om van je angst af te komen is om jezelf te confronteren met datgene wat je angstig maakt. Dapper zijn. De grens van je angst steeds weer op te zoeken en beetje bij beetje die grens te verleggen.
Het is nu net als die val van mijn paard. De beste remedie is terug op de rug van het paard te klimmen. Vertrouwen kweken dat het paard niet weer schrikt of beter nog, dat je dit keer wel blijft zitten.
Hij viel met zijn neus in de boter vandaag. In de klas waren ze bezig met het menselijk lichaam. Botten! Zijn favoriet! Hij kan zijn boek meenemen over schedels en zijn eigen project opstarten met degene die hem gaat begeleiden op de paar middagen dat hij voorlopig naar school gaat. Ik haal opgelucht adem want vorige week waren we naar een museum geweest. Alsof het voorbestemd was, een hoger plan van iets of iemand die stiekem aan onze touwtjes trekt. In een opwelling van mij hadden we alles laten staan en waren er naartoe gereden. Daar hadden we ook skeletten gezien maar dan van een potvis. En we hadden de organen van een mens weer in elkaar gepuzzeld, iets wat ze nu ook aan het doen waren.
Ik zag iedereen aan het werk gaan. Ze kropen achter de computer om uit te gaan zoeken wat er te weten valt over een menselijk skelet. Na een tijdje vroeg ik me hardop af of iemand al had gevonden hoeveel botten we nu eigenlijk hebben. Of ik het wist, werd er gevraagd. 208? Het werd stil en na een tijdje kwam er een jongen op ons afstappen met het antwoord. 206 botten hebben we, iets wat ik stiekem al wel wist. “Een baby heeft er veel meer, 350!”, kwam er vanuit een hoek. “Nou, dat is ook oneerlijk, die is veel kleiner dan mij en heeft wel meer botten! Hoe kan dat dan?”, riep ik verontwaardigd. Zelfs ik zou hier wel naar school willen. Ik zou haast jaloers worden. Er kwamen allerlei vragen in mij op en ik zou bijna voor de klas springen om te vragen of ze al enkele namen van botten wisten op te noemen en wat de Latijnse naam voor bot is? Wat kan bot allemaal voor magische dingen en hoe ziet het er van binnen uit?
Mijn schichtige paard stak ondertussen zijn hoofd uit de stal. “Een walvis heeft er 45”, riep hij. Het is een schat maar ik heb hem door. Hier kun je niet meer verstoppen. Dit trucje werkt hier niet. “45, dat is wel erg weinig, of niet? Wat denk je, heeft een walvis meer botten dan ons, of zijn de botten groter?”, stel ik als vraag op zijn laag ingezette mededinging. “De botten zijn groter”, antwoordt hij en hij vlucht zijn stal weer in. We hebben zojuist een stukje kennis gevonden wat hij eigenlijk nog steeds als verloren waant.
We mogen zelf even door de school gaan zwerven en kijken hoe de andere klassen met dit thema omgaan. Tijdens onze zwerftocht, waarbij ik het voortouw moet nemen, komen we langs de bibliotheek van de school. Vanuit mijn ooghoek zie ik een boek over dino’s. Ik sleur hem mee het podium op waar de grote kasten op staan. We lezen wat in de boeken over dino’s en dieren. Al gauw staan er een paar jongens om ons heen en nemen het van me over. Hier weet iedereen een hoop over het dierenrijk. En hier is iedereen in ons geïnteresseerd. Tijdens de rest van onze zwerftocht worden we overal uitgenodigd door de kinderen om ook in hun klas te komen kijken en al gauw neemt mijn bange paard mij op sleeptouw. Hij is thuis! Thuis buitenshuis.
Hij zal nog wel gaan bokken en steigeren, hij zal nog wel in een hoekje gedoken zitten en iedereen wantrouwen die hem eruit wil helpen, maar hier is hij thuis.
[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/track/5LRzaqTBUOV1C0mn61Nwv6?si=uNEHZCRnS9KohNGY3DQbmw”/]
You must be logged in to post a comment.