03:45. De sterren staan hoog aan de hemel. Het zijn er een heleboel, zie ik met mijn slaperige ogen. Ze fonkelen helder in de gitzwarte duisternis van deze nacht. Ik zie ze nu liever niet maar doe op dit moment toch aan stargazing met mijn peuter. Ik bedenk me dat het laatst 50 jaar geleden was dat een mens voor het eerst voet op de maan zette. Ondertussen krijg ik een stuk taart in mijn handen geduwd. “Asebieft, voor jou!” klinkt het vrolijk naast me. “Sjokladetaat!” Ze is monter en druk in de weer, die peuter van mij. Als het niet zo donker was, zou ik haast denken dat het ergens tegen de middag liep. Maar we wonen niet nabij een of andere pool in een Scandinavisch land waar het een hele dag donker kan zijn. Dan zou het trouwens in dit jaargetijde ook gewoon licht moeten zijn.
Nee, het is gewoon midden in de nacht en de rest van Nederland slaapt. Dat hebben wij ook geprobeerd maar het bleek tevergeefs. Ze is nu al uren wakker. Ik had haar al een paar keer terug naar bed gestuurd met daarbij een uitgebreide uitleg waarom we slapen middenin de nacht, waarbij de woorden van haar psycholoog nagalmen in mijn hoofd. ‘De hoogbegaafde aanpak van duidelijk en uitgebreid uitleggen waarom ze iets moet doen, werkt erg goed bij haar’ zei ze en doorgaans is dat ook zo. Meestal doet ze geen fluit voor iets dat niet binnen haar doelstelling ligt maar met een beetje lullen als brugman en inderdaad die duidelijke uitleg, wil ze nog weleens gratie verlenen en meegaan in jouw eisenpakket. Ze kleedt zich bijvoorbeeld niet aan als zij daar geen heil in ziet. Ook niet als je uitlegt dat we zo weg moeten en dat zij dan in pyjama mee moet. Ook niet als je uitlegt dat we aangekleed aan de ontbijttafel zitten. Ze gaat vrolijk mee in haar pyjama en honger heeft ze s’ morgens toch al niet. En ergens weggaan als het nog veel te leuk is staat ook nooit op haar agenda. Ze blijft rustig spelen in de wachtkamer van het ziekenhuis, ook als dat zonder ons is. Strongwilled noemen ze dat, geloof ik. Een eigen willetje, eigenwijs, tegendraads of onvermurwbaar zou je het ook kunnen noemen.
Toch gebeurt het zelden, deze taferelen. Meestal is ze aangekleed en ze is nog nooit ergens blijven plakken zonder ons. Ik praat me helemaal suf met mijn duidelijke uitleg waarom we kleren aandoen of niet alleen achterblijven in een ziekenhuis en gooi er mijn eigen sterke wil tegenaan. Dit keer baatte het echter allemaal niet en moest ik mijn meerdere erkennen.
Ze had al opgewekt met haar grote broer een knikkerbaan opgebouwd op de overloop en dreigde nu weer hetzelfde te gaan doen. Ik heb haar maar bij ons in bed genomen. Dan slaapt er tenminste nog eentje in dit huis. Hoe andere ouders het voor elkaar krijgen om te cosleepen is mij een raadsel. Mijn zoon kan al niet bij ons slapen omdat het veel te gezellig is, zo bij papa en mama in bed. Mijn dochter is er niet veel beter in. Ze is een draaikont die niet stil kan zitten, of in dit geval kan liggen. Een continue stroom aan prikjes in je rug van kleine peuternagels houden ons alert. Ook het beruchte roze knuffelkonijn vliegt regelmatig door ons bed om op één van onze gezichten te landen. Dan weer een voet in je knieholtes of een vinger in je oog die checkt of ze wel echt dicht zijn. Nog even en we zijn gehavend voorbij het punt van herstel. Dan zijn we bont en blauw. Schouders uit de kom en gecompliceerde beenbreuken houden ons dan maandenlang in bed. Karma voor de boodschap blijf in je bed.
Als dan, voor de zoveelste keer, haar blonde koppie recht overeind schiet en vrolijk begint te kwebbelen, ben ik er wel klaar mee. “Papa gaat een schuur voor je timmeren” hoor ik naast me. “JAA!” klinkt het antwoord in een veel te opgewekte meisjesstem. Volgens mij is papa er ook wel klaar mee. Wanneer ze vervolgens keihard ‘hallo’ begint te roepen in de waaier die wat koelte moet toewuiven in deze warme zomernacht, omdat het haar stem zo leuk vervormt, neem ik mijn besluit. Ik stap uit bed en ze trippelt snel achter mij aan.
Een paar nachtvlinders fladderen op als ik het licht aanklik, opgeschrokken van zoveel licht tegelijk. Het stuurt hun biologische klok net zo in de war als het wakker zijn in het donker dat voor mij doet.
De auto’s heeft ze al snel uitgestald op de salontafel en met boodschappenmandje en eenhoornportomonnee met valse muntjes gaat ze te veld voor boodschappen. Na een rondje om de bank te hebben gelopen, blijkt het toch een te grote opgave te zijn om midden in de nacht je fictieve boodschappen te doen, want ze komt met een leeg mandje terug. Ze bladert nu vrolijk kletsend door de dinoboeken van haar broer heen. Ik kan haar geen ongelijk geven. Overdag mag zij ze niet aanraken, als de dood is hij dat zij ze stuk scheurt. En daar kan ik hem dan weer geen ongelijk in geven. De boeken die op haar kamer stonden zijn allemaal gesneuveld in de veldslag die mijn dochter heet. Geen enkel boek kwam ongehavend door de nacht heen en velen hebben in gedeelten hun weg naar de papiercontainer gevonden. Radicaal scheurde ze er s’nachts hele hoofdstukken uit. De flapjesboeken die onze collectie rijk is, bezitten geen van allen meer een flapje. Ze houdt niet zo van verrassingen, geloof ik.
Ze is sowieso een rauwdouwer. Niets blijft heel bij haar, bedenk ik me terwijl ze een kopje koffie voor mij zet met alleen nog maar het gedeelte dat de herrie imiteert van een echt cappuccino apparaat. “Cappisino mama?” en ik krijg een roze plastic kopje in mijn hand geduwd. “Voor mij ook één?” zegt ze er vragend achteraan en gaat met een ander speelgoedkopje in de weer. “Ja, pak er zelf ook een. Je moet toch wakker zien te blijven in deze kleine uurtjes” grap ik en ze lacht tot mijn verbazing hard mee om mijn sarcasme.
Slaap lijkt ze op dit moment nog maar nauwelijks nodig te hebben. Een paar uurtjes maar, meer niet. Een slaapprobleem kan ik het nauwelijks noemen, tenzij je ermee mijn slaapprobleem aanduidt, want zij springt vrolijk rond en heeft totaal geen moeite met deze gang van zaken. Toch heeft ze wel slaap nodig en dat merk ik nu ze instort op de bank.
Als baby was ze al vrij vlot door haar dutjes heen. Binnen een week naar haar geboorte pakte ze slapen al heel volwassen aan. Ze sliep gelijk door en overdag was ze klaarwakker. Veel beter dan haar broer, kon ze uitslapen. Maar dat lukt nu al een tijdje niet meer. Tel daar haar nachtelijke lees/scheurpartijen bij op en dan kom ik tot de conclusie dat ze minder slaapt dan ik.
Ik besluit door te vragen naar haar slaapweigering. Ze kan maar moeilijk wennen aan haar nieuwe bed is de feedback. En dat is mijn dochter ten voeten uit. Ze geeft zich niet zomaar over aan verandering. Het duurde dagen voordat ze gewend was aan onze nieuwe auto en ik ben haar al een tijd aan het voorbereiden dat er ooit een nieuwe autostoel voor haar moet komen. Ze wordt er te groot voor, net als het bed. Ze lag erin gepropt en raakte met hoofd en voeten de bedeinden. Mijn zoon lag met anderhalf al in een groot bed, maar zij ligt met bijna drie jaar op de teller nog in haar babyledikant. De spijlen eruit gezaagd om haar een gevoel te geven van vrijheid. En dat beviel haar opperbest. Want alhoewel ze dolenthousiast haar eigen nieuwe bed heeft uitgekozen, blijkt slapen erin nog niet zo’n pretje te zijn. We hebben al veel geprobeerd maar zelfs spanbanden houden haar niet in dit bed. Hoe we dit bed een feest gaan krijgen, is mij nog niet duidelijk. Ik zou kunnen zeggen dat ik daar nog een nachtje op ga slapen, maar dat klinkt als een paradox.
Misschien moeten we er ook geen feestje van maken. Ze prikt feilloos door ieder doordacht plan van ons heen. Sugarcoaten heeft bij haar geen zin.
We moeten maar gewoon de tanden op elkaar houden en haar stug in haar bed blijven leggen als ze er s’nachts weer eens uit is geklommen. En als het bed dan te eng blijft, blijf ik wel op haar kamertje bij haar. Met een dekentje in de schommelstoel.
4:45. Ik pak nog maar een kop koffie. Maar wel een echte dit keer. Ik leg een dekentje over haar heen nu ze op de bank in slaap is gevallen en pak mijn pen….
You must be logged in to post a comment.