Kampioensgevecht

Er klinkt een lage ‘boe’ klank door de donkere zweterige zaal, nu beide deelnemers naar hun hoek zijn gelopen. Iedereen denkt aan opgeven behalve één. Al het licht is op het midden van de zaal gericht, waar een groot dik rechthoekig kussen ligt met eromheen palen ingepakt met nog meer kussens, zodat ze lekker zacht zijn en de krachten op kunnen vangen die bij een eventuele botsing vrijkomen. Die palen verbinden de touwen die er rondom heen hangen en houden ze op spanning zodat je terug de ring in wordt gelanceerd als je per ongeluk probeert uit te breken. Ze houden de vechtersbazen binnen de boksring zodat ze niet kunnen ontsnappen. Of ze nu willen of niet, dit gevecht moet gestreden worden. 

Gekke benaming eigenlijk, boksring. Het suggereert dat dit podium rond is en geen hoeken heeft. Toch is dit strijdtoneel rechthoekig en markeren de ingepakte palen de hoekpunten. Het is al net zo gek als hetgeen zich afspeelt in die rechthoekige ring. Want dat is dan weer een tweestrijd die enkelvoudig wordt uitgevochten. 

Ik sta in de ring samen met mijn zoon. Maar ik ben meer een toeschouwer dan een tegenstander. Zijn beoogde tegenstander is nu het geschreven woord, maar eigenlijk draait het om iets heel anders. Het draait hier om perfectionisme, die als een coach in de hoek van het geschreven woord in de schaduw verscholen zit.

Toch hang ik nu in één van de andere hoeken van de boksring om op adem te komen, energie te sprokkelen voor de volgende ronde. Bescherm-bitjes worden uitgespuugd in een emmer. Ik kom ongeschonden de strijd door. Het vergt alleen een lange adem. Ik zucht eens diep en zuig daarmee mijn longen vol met verse adem. Ik gooi een handdoek, maar niet in de ring! Ik zal hem nooit in de ring gooien. In plaats daarvan gooi ik hem om mijn nek om de zweetdruppels die van mijn hoofd afstromen op te vangen. 

Mijn coach lijkt meer aangedaan te zijn. De sponzen koud water om zweet en bloed mee weg te spoelen zijn voor hem. Hij heeft wel wat blauwe knokkels en beurse plekken. Denkbeeldig dan, want de verwondingen zijn slechts een verwoording voor iets wat geen taal kent. Hij is misschien ook niet zo goed beschermt dan ik. 

Mijn tegenstander, als je hem zo kan noemen, hangt in de andere hoek. Ook hij kan even niet meer. Ook hij heeft haverlij opgelopen maar dan vanbinnen. Hij moet zijn strijdtactiek herzien en bijstellen, want zo komt hij nergens. Dat ziet hij ook wel. De haverlij bestaat uit een muur die hij heeft afgebrokkeld, waar hij een gat in heeft geslagen. Er schijnt licht door en zijn ogen moeten wennen aan de prikkels.

Het voelt als een gevecht, dit pad wat we nu samen bewandelen. Het soort gevecht wat in een zweterige donkere zaal uitgevochten wordt in een vierkante ring. Het is zeker een gevecht maar wel die van hem. Ik heb alleen de pech om zijn sparringpartner te zijn. Of misschien moet dat feit mij juist trots maken en moet ik dit geluk omarmen. Ook al is die ring fictief.

Want al jaren kan niemand eraan, aan het lezen van mijn zoon. Tot nu. Nu moet hij, want hij heeft iets gevonden om voor te vechten. Dat feit alleen maakt het gevecht niet makkelijker, maar wel haalbaar.

Het is een gevecht waarbij ik geen klappen uitdeel en hij ook niet. De klappen zijn al ver voor aanvang van dit gevecht uitgedeeld en geïncasseerd. Hij weet nog precies wie en waar het was. Hij is slecht in namen maar die van haar is blijven hangen. 

Het waren eigenlijk niet eens klappen maar meer het terugdeinzen voor het inzetten van zijn capaciteiten. Niemand durfde het met hem aan en nu durft hij niet meer. Nu mag niemand het meer proberen. Hij laat niemand meer echt toe, bang voor het terugdeinzen. Behalve mij. Hij weet dat ik van geen wijken weet en dat maakt mij een ideale sparringpartner. 

Ik ben meer de boksbal die hem sterk gaat maken, die hem traint. Hij kan naar mij uithalen, tegen mij aanduwen of op mij los boksen. Ik blijf staan waar ik sta, gebonden aan mijn eigen sterke wil. Maar dat geeft juist vertrouwen denk ik zo. Vertrouwen om iets te doen waarin niemand echt gelooft, zelfs hij niet meer. Vertrouwen om je emoties te laten gaan. En die zijn er. Een heleboel. 

Ik heb hem in deze denkbeeldige boksring gezet. En gek genoeg vormt school dadelijk de kampioensriem die hij om zijn middel kan binden. Ik bracht hem naar een school waar hij uitgedaagd zou worden om te vechten. En nu is Willem Drees, nota bene, de scheidsrechter die het signaal gaf om te vechten, die de bel klonk. Want met deze beste man begon het. Zijn naam moest gelezen worden op de school waar hij toch wel graag is en wil blijven. Hij weigerde en werd boos. Maar ook op school hielden ze stug vol, hier wordt gelezen en jij kan dat ook. 

Mijn mede-tegenstander, een ukkie van 5 jaar, vliegt als een dolle stier op mij af als Willem Drees hem een rode waas voor de ogen bezorgt. Hij vloekt en tiert. Hij gooit en smijt. Maar hij is de enige die vecht. 

Ik ben niet zo onder de indruk van zijn vliegensvlugge voetenwerk of zijn ontwijkende en dan weer aanvallende schijnbewegingen. Ik hou mijn vinger onder de letter en blijf hem vragend aankijken. 

Sinds een week resulteert die aanpak erin dat hij niet meer doet alsof hij niet kan lezen. Wel houdt hij vast aan het spellend lezen van school. Maar ook daar floept er weleens een volledig woord tussendoor waarbij hij even vergeet dat hij volhield dat hij niet vloeiend kan lezen. 

De bel klinkt weer en ik neem mijn standpunt in, in het midden van de ring. Maar mijn opponent heeft de pauze gebruikt om zijn handschoenen uit te doen. Hij ziet mij niet meer als tegenstander maar als hulpmiddel. Hij ziet de boksbal in mij. Hij ziet dat ik eigenlijk niets doe dan blijven staan waar ik sta. Hij kent de opties die er zijn. Of je houdt vol met niet lezen en dan verandert er niets, ook niet aan de wisselingen van school, want je kunt nergens blijven als je weigert te lezen. Dan is het toch weer naar een andere school. Dan is het weer naar groep 3. 

Of hij deelt een stoot uit en leert zichzelf vechten. Vechten voor zijn plekje. Hij doet dat laatste. 

Hij kiest nu zelf zijn vergif en pakt een boek en worstelt zich hakkelend door de tekst. Hij kriebelt letters op papier en gumt ze uit, begint opnieuw en opnieuw. Hij wordt boos en verdrietig, hij schreeuwt het uit en hij struikelt. Hij tapet zijn handen weer is en trekt zijn bokshandschoenen weer aan. Als hij dan, op mij als boksbal, weer eens te vaak heeft misgeslagen en de moed laat zakken, dan hou ik hem zijn doel voor. Waarom doe je dit? Waar wil je naartoe? 

De kracht zit hem niet in het vallen, maar in het opstaan. Het zit hem niet in de bescherming tegen een stoot maar omgaan met de impact. Het is geen wedstrijd, hij hoeft alleen maar van zichzelf te winnen. De waarde van een goed gevecht wordt soms nog wel eens onderschat. Vooral bij een innerlijk gevecht, want eigenlijk kom je er sterker uit en met meer kennis over jezelf. Het boe-geroep uit de zaal is niet leuk om te horen maar wel handig om je de moed te geven weer op te gaan staan. De tijd dat je in jouw hoek hangt, geeft een beetje herstel. En zelfs de klap leert je wat je de volgende keer juist niet moet doen. 

Dit gevecht kent uiteindelijk alleen maar winnaars en vandaag is hij er één. h

Please follow and like us: