Rotsvast

De ruimte om mij heen draaide hard rond. Wat een draaikolk leek kon me elk moment mee naar beneden sleuren. Het gekke was alleen, dat de grond nooit boven leek te komen en het plafond nooit onder mijn voeten terecht kwam. Als een langspeelplaat die steeds weer in de vorige groef terugviel en zich zo resette naar een gefixeerd punt in tijd. Ik bedacht me meteen dat de bedenker van de attractie Villa Volta een soortgelijke buiten-lichamelijke ervaring moest hebben gehad voorafgaande aan het bedenken van het ronddraaiende huis. Ik heb de attractie nooit erg gewaardeerd en nu ik eigenhandig in mijn privé-villa rondtolde steeg die waardering ook niet erg

Het leek haast wel een psychedelisch trip die de verkeerde kant op ging. Zo stel ik het me voor. Ik weet helemaal niet hoe een bad trip voelt. Ik heb me nog nooit gewaagd aan geestverruimende middelen. Ik vond mijn geest altijd al ruim genoeg. Maar nu voelde ik me als een hippie op Woodstock die een slechte partij LSD had genomen. Als je deze ervaring meteen al had bij het eerste gebruik van welke drug dan ook, weet ik zeker dat er niemand ooit verslaafd aan werd. 

Maar ik had niets genomen. Ik ben geen junk en ook geen eenmalig gebruiker. Het enige wat ik genuttigd had was een kop koffie en een boterham en beide heeft me nog nooit naar zulke sferen gebracht. 

Het begon al bij het opstaan. Toen was mijn wereld nog wel normaal, maar mijn dagelijkse wandeling liet ik achterwege. Op een of andere vage reden die ik zelf ook niet wist, had ik hier geen zin in. Nadat mijn man naar zijn werk was vertrokken begon het. Ik voelde me flauw en draaierig. Misschien gewoon een lage bloedsuikerspiegel of zo, dacht ik en ik besloot een boterham te eten. 

De langzame koolhydraten of wat het dan ook was wat mij energie moest geven, sloegen niet aan. In ieder geval niet voordat ik naar boven moest strompelen om mijn kinderen wakker te maken. Ik begon aan wat een eindeloze klim naar boven leek. Daar aangekomen begon alles alleen maar harder te tollen. Ik ging in mijn dochters slaapkamer op een stoel zitten in de hoop dat het huis stil ging staan. 

Mijn eigenwijze huis luisterde echter niet naar mijn verzoek. Ik stond op, wankelde twee stappen en liet me tegen de deurpost aan vallen. 

Er was serieus iets mis. Ik had een beroerte of een hartaanval of zo. Wat het ook was, het was mis. 

Mijn lichaam reageerde direct op al dat rondtollen terwijl mijn as gewoon stil bleef staan. Mijn huid voelde klam aan en uit alle poriën van mijn lijf gutste het zoute zweet. Ergens ver weg hoorde ik mijn dochter mopperen. Ze zat in een fashioncrisis en wist zich geen raad met de huidige inhoud van haar kledingkast. Juist op deze dwaze ochtend wist ze niet wat ze aan moest trekken. Waarom voelen kinderen altijd perfect aan wanneer ze eigenlijk beter een beetje meegaand kunnen zijn om dan vervolgens het tegengestelde te gaan doen? Het zal de spanning wel zijn. 

Ondertussen moest ik naar beneden zien te komen, naar mijn telefoon. Ik moest iemand zien te bereiken, wie dan ook. Ik stond boven aan het trapgat alsof ik Alice in wonderland was en op het punt stond om down the rabbit hole te gaan. Hoe ik het flikte om heelhuids beneden te komen weet ik niet, maar het was me gelukt. Ik belde het eerste nummer wat in mijn oproepenlijst stond, mijn man. 

‘Het gaat niet goed met mij, ik moet nu naar een dokter!’ mompelde ik zodra ik zijn stem hoorde. ‘Bel dan de huisartsenpost, ik kom naar huis’ hoorde ik in de verte. Ik was allang blij dat ik hem had weten te bellen. Ik zag alles draaien, de letters en cijfers op mijn beeldscherm hupten steeds weer naar een andere plek in mijn gezichtsveld. Op goed geluk wist ik het nummer van mijn moeder te vinden. Binnen een paar minuten stond ze bij me en belde de dokter. Intussen kwam mijn maaginhoud er weer uit. 

Gek genoeg knapte ik ervan op. Ik stuurde mijn moeder met mijn kinderen naar school en liep naar de dokter. Zoals altijd bij mij, ging het bij de dokter zelf alweer een stukje beter. Wanneer ik besluit naar de dokter te gaan, knap ik spontaan op. Maar dat duurde niet lang en voordat de dokter goed en wel zijn dag begonnen was, sloot hij bij mij al een beroerte, hartproblemen en een plotselinge aanval van hypoglykemie uit.  

Nee, niets van dat al, gelukkig. De draaiduizeligheid en het braken waren afkomstig van mijn altijd al dwarse evenwichtsorgaan, mijn vestibulair systeem. Het systeem wat ritten in een auto tot een hel had gemaakt, mijn hele jeugd door. Het hele systeem lag nu onder vuur. Een plotselinge aanval door krachten die voor iedereen nog onbekend zijn. Er was een storing in dat kleine orgaantje die mij nu, voor misschien nog wel uren, in mijn eigen Villa Volta liet rondtollen. Vestibulaire migraine noemde hij het. 

Natuurlijk! Als er migraine bijstaat, heb ik het! Klassieke migraine, hele erge migraine, menstruale migraine, aura migraine, oogmigraine en nu dus ook vestibulaire migraine. Misschien kan ik maar beter aan de geestverruimende middelen gaan. Dan kan ik zelf kiezen wanneer ik een bad trip heb. 

Trouwe viervoeter

Ze kwam op ons aflopen, een klein zwart stuiterend bolletje energie. Een dun touwtje om haar hals onderscheidde haar van de rest. 

“Dit is de enige nog die over is” en we keken neer op alle identieke zwarte bolletjes energie. Geen van alle kwam naar ons toe maar zij kwam keer op keer terug. “Dat is dan de onze” hoorde ik mijn stem zeggen. 

Iets langer dan een andere pup was ze bij haar moeder gebleven en alleen in het weekend ging ze even mee bij wijze van proef. Misschien was ze daarom zo’n bijzonder lieve hond, omdat ze nog even bij haar mama mocht blijven en heel voorzichtig aan haar nieuwe leven mocht wennen. 

Zodra we de sleutel staken in het slot van ons eerste eigen huis werd haar mand op een prominente plek in huis gelegd. Ze kon de hele onderverdieping overzien. Ze overzag heel ons leven vanaf die plek. 

Ze zag ons opgehaald worden om te trouwen. Ze zag ons moeizaam een weg ploeteren om ouders te worden. Ze zag honderden spuiten in mijn buik verdwijnen. Ze zag onze zoon thuiskomen uit het ziekenhuis en er een half jaar later weer in gaan. Ze zag mij door weeën heen worstelen. Ze zag onze dochter geboren worden. Ze zag geluk. Ze zag verdriet. Ze zag verjaardagen. Ze zag afscheid. En dat alles met twee tennisballen in haar bek. 

Hoe vaak heb ik niet gevloekt als zij de straat opliep terwijl ik juist naar binnen probeerde te komen? Hoe vaak heb ik haar niet geprobeerd tevergeefs tegen te houden als ze enthousiast op de kinderen afliep die uit school kwamen? Hoe vaak lag ik niet onder de bank naar haar bal te zoeken? Hoe vaak zat ik niet met de riem in de knoop omdat zij drie keer om de lantaarnpaal liep? Hoe vaak stond ik geen poep te ruimen? Hoe vaak liep ik niet door de regen? Hoe vaak was het veel te laat om nog naar buiten te gaan? 

Nu zal ik eraan moeten wennen dat dat niet meer hoeft. 

Dat we haar nooit meer kwijt zijn omdat ze met mijn even oude nichtje aan de wandel was, allebei twee jaar oud. Dat we haar niet meer kunnen roepen om de gevallen restjes van het eten op te ruimen. Dat ze niet meer door het ijs zakt met -20. Dat ze geen tennisballen meer kwijt is. Dat ze geen duik meer neemt in vies slootwater. Dat we geen Baco meer hoeven te roepen. Dat er niet meer geblaft wordt. 

Een paar dagen geleden liep ik samen met haar nog onze ronde over de dijk. De zon zien opkomen bij het ochtendgloren. De maan die de zon groet. De laatste sterren verjaagd door het licht. De mist die optrekt uit het gras. Haar poten nat van de dauw. 

Ik weet niet beter dan dat zij de deur openduwt met haar neus omdat ik hem te langzaam open. Omdat ze eruit wil, een rondje over de dijk. Gek, hoe je zoveel van zo’n beest kan houden. Gek, hoe zij zo’n groot deel is van je leven. Gek, dat je nu eigenlijk niet meer zonder kan. Gek, dat dat het eerste was waaraan ik het merkte vanmorgen. Geen snuit. 

Wel twee vermoeide ogen, die mij naar haar toe trokken. Ze bleef liggen bij haar plekje bij de voordeur. Dat is niets voor haar. Ze probeerde nog op te staan maar plofte lusteloos weer neer.

Al snel werd het duidelijk, de koek is op. Nog een laatste keer uitrekken en twee diepe zuchten die het leven loslieten. Na twaalf jaar geen dertiende verjaardag meer. 

Slaap lekker

03:45. De sterren staan hoog aan de hemel. Het zijn er een heleboel, zie ik met mijn slaperige ogen. Ze fonkelen helder in de gitzwarte duisternis van deze nacht. Ik zie ze nu liever niet maar doe op dit moment toch aan stargazing met mijn peuter. Ik bedenk me dat het laatst 50 jaar geleden was dat een mens voor het eerst voet op de maan zette. Ondertussen krijg ik een stuk taart in mijn handen geduwd. “Asebieft, voor jou!” klinkt het vrolijk naast me. “Sjokladetaat!” Ze is monter en druk in de weer, die peuter van mij. Als het niet zo donker was, zou ik haast denken dat het ergens tegen de middag liep. Maar we wonen niet nabij een of andere pool in een Scandinavisch land waar het een hele dag donker kan zijn. Dan zou het trouwens in dit jaargetijde ook gewoon licht moeten zijn. 

Nee, het is gewoon midden in de nacht en de rest van Nederland slaapt. Dat hebben wij ook geprobeerd maar het bleek tevergeefs. Ze is nu al uren wakker. Ik had haar al een paar keer terug naar bed gestuurd met daarbij een uitgebreide uitleg waarom we slapen middenin de nacht, waarbij de woorden van haar psycholoog nagalmen in mijn hoofd. ‘De hoogbegaafde aanpak van duidelijk en uitgebreid uitleggen waarom ze iets moet doen, werkt erg goed bij haar’ zei ze en doorgaans is dat ook zo. Meestal doet ze geen fluit voor iets dat niet binnen haar doelstelling ligt maar met een beetje lullen als brugman en inderdaad die duidelijke uitleg, wil ze nog weleens gratie verlenen en meegaan in jouw eisenpakket. Ze kleedt zich bijvoorbeeld niet aan als zij daar geen heil in ziet. Ook niet als je uitlegt dat we zo weg moeten en dat zij dan in pyjama mee moet. Ook niet als je uitlegt dat we aangekleed aan de ontbijttafel zitten. Ze gaat vrolijk mee in haar pyjama en honger heeft ze s’ morgens toch al niet. En ergens weggaan als het nog veel te leuk is staat ook nooit op haar agenda. Ze blijft rustig spelen in de wachtkamer van het ziekenhuis, ook als dat zonder ons is. Strongwilled noemen ze dat, geloof ik. Een eigen willetje, eigenwijs, tegendraads of onvermurwbaar zou je het ook kunnen noemen.

Toch gebeurt het zelden, deze taferelen. Meestal is ze aangekleed en ze is nog nooit ergens blijven plakken zonder ons. Ik praat me helemaal suf met mijn duidelijke uitleg waarom we kleren aandoen of niet alleen achterblijven in een ziekenhuis en gooi er mijn eigen sterke wil tegenaan. Dit keer baatte het echter allemaal niet en moest ik mijn meerdere erkennen. 

Ze had al opgewekt met haar grote broer een knikkerbaan opgebouwd op de overloop en dreigde nu weer hetzelfde te gaan doen. Ik heb haar maar bij ons in bed genomen. Dan slaapt er tenminste nog eentje in dit huis. Hoe andere ouders het voor elkaar krijgen om te cosleepen is mij een raadsel. Mijn zoon kan al niet bij ons slapen omdat het veel te gezellig is, zo bij papa en mama in bed. Mijn dochter is er niet veel beter in. Ze is een draaikont die niet stil kan zitten, of in dit geval kan liggen. Een continue stroom aan prikjes in je rug van kleine peuternagels houden ons alert. Ook het beruchte roze knuffelkonijn vliegt regelmatig door ons bed om op één van onze gezichten te landen. Dan weer een voet in je knieholtes of een vinger in je oog die checkt of ze wel echt dicht zijn. Nog even en we zijn gehavend voorbij het punt van herstel. Dan zijn we bont en blauw. Schouders uit de kom en gecompliceerde beenbreuken houden ons dan maandenlang in bed. Karma voor de boodschap blijf in je bed. 

Als dan, voor de zoveelste keer, haar blonde koppie recht overeind schiet en vrolijk begint te kwebbelen, ben ik er wel klaar mee. “Papa gaat een schuur voor je timmeren” hoor ik naast me. “JAA!” klinkt het antwoord in een veel te opgewekte meisjesstem. Volgens mij is papa er ook wel klaar mee. Wanneer ze vervolgens keihard ‘hallo’ begint te roepen in de waaier die wat koelte moet toewuiven in deze warme zomernacht, omdat het haar stem zo leuk vervormt, neem ik mijn besluit. Ik stap uit bed en ze trippelt snel achter mij aan. 

Een paar nachtvlinders fladderen op als ik het licht aanklik, opgeschrokken van zoveel licht tegelijk. Het stuurt hun biologische klok net zo in de war als het wakker zijn in het donker dat voor mij doet. 

De auto’s heeft ze al snel uitgestald op de salontafel en met boodschappenmandje en eenhoornportomonnee met valse muntjes gaat ze te veld voor boodschappen. Na een rondje om de bank te hebben gelopen, blijkt het toch een te grote opgave te zijn om midden in de nacht je fictieve boodschappen te doen, want ze komt met een leeg mandje terug. Ze bladert nu vrolijk kletsend door de dinoboeken van haar broer heen. Ik kan haar geen ongelijk geven. Overdag mag zij ze niet aanraken, als de dood is hij dat zij ze stuk scheurt. En daar kan ik hem dan weer geen ongelijk in geven. De boeken die op haar kamer stonden zijn allemaal gesneuveld in de veldslag die mijn dochter heet. Geen enkel boek kwam ongehavend door de nacht heen en velen hebben in gedeelten hun weg naar de papiercontainer gevonden. Radicaal scheurde ze er s’nachts hele hoofdstukken uit. De flapjesboeken die onze collectie rijk is, bezitten geen van allen meer een flapje. Ze houdt niet zo van verrassingen, geloof ik. 

Ze is sowieso een rauwdouwer. Niets blijft heel bij haar, bedenk ik me terwijl ze een kopje koffie voor mij zet met alleen nog maar het gedeelte dat de herrie imiteert van een echt cappuccino apparaat. “Cappisino mama?” en ik krijg een roze plastic kopje in mijn hand geduwd. “Voor mij ook één?” zegt ze er vragend achteraan en gaat met een ander speelgoedkopje in de weer. “Ja, pak er zelf ook een. Je moet toch wakker zien te blijven in deze kleine uurtjes” grap ik en ze lacht tot mijn verbazing hard mee om mijn sarcasme.  

Slaap lijkt ze op dit moment nog maar nauwelijks nodig te hebben. Een paar uurtjes maar, meer niet. Een slaapprobleem kan ik het nauwelijks noemen, tenzij je ermee mijn slaapprobleem aanduidt, want zij springt vrolijk rond en heeft totaal geen moeite met deze gang van zaken. Toch heeft ze wel slaap nodig en dat merk ik nu ze instort op de bank. 

Als baby was ze al vrij vlot door haar dutjes heen. Binnen een week naar haar geboorte pakte ze slapen al heel volwassen aan. Ze sliep gelijk door en overdag was ze klaarwakker. Veel beter dan haar broer, kon ze uitslapen. Maar dat lukt nu al een tijdje niet meer. Tel daar haar nachtelijke lees/scheurpartijen bij op en dan kom ik tot de conclusie dat ze minder slaapt dan ik. 

Ik besluit door te vragen naar haar slaapweigering. Ze kan maar moeilijk wennen aan haar nieuwe bed is de feedback. En dat is mijn dochter ten voeten uit. Ze geeft zich niet zomaar over aan verandering. Het duurde dagen voordat ze gewend was aan onze nieuwe auto en ik ben haar al een tijd aan het voorbereiden dat er ooit een nieuwe autostoel voor haar moet komen. Ze wordt er te groot voor, net als het bed. Ze lag erin gepropt en raakte met hoofd en voeten de bedeinden. Mijn zoon lag met anderhalf al in een groot bed, maar zij ligt met bijna drie jaar op de teller nog in haar babyledikant. De spijlen eruit gezaagd om haar een gevoel te geven van vrijheid. En dat beviel haar opperbest. Want alhoewel ze dolenthousiast haar eigen nieuwe bed heeft uitgekozen, blijkt slapen erin nog niet zo’n pretje te zijn. We hebben al veel geprobeerd maar zelfs spanbanden houden haar niet in dit bed. Hoe we dit bed een feest gaan krijgen, is mij nog niet duidelijk. Ik zou kunnen zeggen dat ik daar nog een nachtje op ga slapen, maar dat klinkt als een paradox. 

Misschien moeten we er ook geen feestje van maken. Ze prikt feilloos door ieder doordacht plan van ons heen. Sugarcoaten heeft bij haar geen zin. 

We moeten maar gewoon de tanden op elkaar houden en haar stug in haar bed blijven leggen als ze er s’nachts weer eens uit is geklommen. En als het bed dan te eng blijft, blijf ik wel op haar kamertje bij haar. Met een dekentje in de schommelstoel. 

4:45. Ik pak nog maar een kop koffie. Maar wel een echte dit keer. Ik leg een dekentje over haar heen nu ze op de bank in slaap is gevallen en pak mijn pen….