Bloeddorst


Zzzzzzzzzzz………….zzzzzzzzzzzz……..zzzzzzzzzz! 

Nee, je hoort niet het zachtjes gesnurk dat verraad dat ik slaap. Al zou mijn man anders beweren. Die noemt dat niet zachtjes.

Zzzzzzzzzzzzz…………..zzzzzzzzzzzz………..pats! 

Zzzzzzzzzzz………..zzzzzzzzz….Grrr! Weer mis. 

Ik hoor die mug keer op keer lachen om het feit dat ik toch steeds mezelf sla.

Ik hoop niet dat mijn man mij opgegeven heeft voor Bananasplit of een ander verborgencameragrappen-programma! Want dan ligt heel Nederland nu in een deuk over de vrouw die zichzelf steeds slaat terwijl er een opname van een zoemende mug te horen is. Ik vraag me serieus af hoe ze dan dat jeukende gebergte op mijn lijf voor elkaar hebben gebokst, want die oogt en voelt toch wel heel realistisch. Met jeukpoeder en een goede grimeur of zo?

Nee, dit is geen grap!

Zzzzzzzzzzz……………zzzzzzzzzzzzz.

Onze echtelijke slaapkamer heeft ongenodigde gasten. Nee, het zijn niet mijn kinderen. Buiten het feit dat zij altijd welkom zijn, liggen ze niet te slapen in ons bed. Er word vannacht duidelijk niet geslapen in ons bed. Tot ergernis van mijn man, knip ik steeds het licht aan en uit, als een soort discobal-lichtshow. Ik spring in en uit het bed en ik zwaai druk met mijn armen. We missen alleen de muziek. Maar geen zorgen, het stelletje onverlaten die zonder uitnodiging als een stel party crashers onze rust komen verstoren, verzorgen de maat waarop ik mijn individuele dans uitvoer.

Ik knip het licht weer aan om jacht te maken op de indringers. Gezien de bulten op mijn lijf moet het een heel leger Tamil-tijgermuggen zijn. Ik zie er echter geen één! De camouflage is goed op orde bij dit goed geoliede legertje. Na lang zoeken vind ik een verloren vliegenmepper half verscholen onder de kast. Met mijn wapen in de aanslag sta ik klaar om alles wat rondvliegt uit ons luchtruim te meppen. Er vliegt alleen niets.

Naast me hoor ik commentaar komen uit de bult dekens waar mijn man zich in verscholen heeft. “ Je moet het licht uitdoen, ze komen op licht af!”

Yeah right! Zodra ik het licht aandoe, verschuilen ze zich in allerlei hoeken en gaten in deze ruimte, hoeken en gaten die ik niet ken. Alsof ze weten dat ik ze wil elimineren. Zodra het licht uitgaat, hoor ik gezoem in mijn oren. Dan weet ik wel waar die krengen zich bevinden, namelijk bij mijn oor. Maar hoe moet ik in vredesnaam in het donker jacht maken op die nutteloze wezens?! Ik overweeg een nachtkijker te bestellen in een of andere darkwebspionagewinkel.

Na een vruchteloze muggensafari plof ik zuchtend neer in bed. Gedesillusioneerd knip ik het licht maar weer uit. 

Zzzzzzzzzz………..zzzzzzzzzzzz……..zzzzzzzzz! 

Fuck muggen! 

Veel te vroeg word ik een uurtje later gewekt. Door een krabbend blond mannetje. 

De eerste zonnestralen verlichten de slaapkamer en ik blijk over een zoon te beschikken die kennelijk vannacht alle bergtoppen van de Tour de France heeft beklommen. Hij draagt namelijk de bolletjestrui.

Later blijkt dat het leger tamil-tijgermuggen ook de slaapkamer van mijn dochter hebben bezocht. 

Ik bestudeer nauwkeurig de bultjes die het hele lijfje van mijn dochter bedekken. Het zijn er wel veel! Als het muggen waren, dan moet ze haast leeggezogen zijn. Dan moet ze nu slapjes over mijn armen hangen door het bloedverlies.

Ik hoop niet dat mijn zoon vandaag de briljante ingeving krijgt om met viltstift één van zijn, sinds kort, geliefde puntentekening op haar te maken. Connect the dots. 

Hij komt aanlopen met een boek over kruipende rotbeestjes die we vorige jaar gekocht hebben om hem over zijn angst voor wespen te helpen. Het moet juist illustreren waar al die kruipende kriebelbeestjes wel niet goed voor zijn. De mug zal er dus wel niet in vermeld staan. 

Maar niets blijkt minder waar te zijn want al snel komen we aan bij de mug! Ik wrijf in mijn handen want ik wil de schrijfster hier weleens over zien struikelen. Aan de tijdsaanduiding die boven het hoofdstuk vermeldt staat, maak ik op dat ook zij met een mepper in de aanslag op haar bed heeft gestaan alvorens dit stukje te schrijven. Al hoop ik voor haar dat zij geen man heeft die nutteloos advies de wereld in slingert terwijl hij zelf achter de vuurlinie blijft. 

Helaas kan ook zij geen pluspunt aan de mug gevonden krijgen. Er lijken alleen maar nadelen te kleven aan het wezentje. Het beestje leeft en de vrouwen zijn de uitzuigers van het hele volkje. Menig mensenman zal zich bij dat laatste aansluiten en ik hoor ze al toestemmend mompelen.

En toch is dat ook niet helemaal waar. Een gedegen zoektocht wijst wel meer uit. Ze voorzien niet alleen in voedselvoorziening voor insecteneters, hun kroost eet als larve ook de bacteriën uit ons water. Over het algemeen leeft de mug van nectar uit bloemen en dragen zo bij aan de pracht in onze wereld waarin de flora ons voorziet. Mijn gedachten dwalen vervolgens meteen weer af naar de Dracula-trekjes van de vrouwen van dit volk en zelfs daar halen we nuttige informatie uit. De medicijnen die wij hebben tegen bloedstollingsziekten zijn afgeleid van het goedje dat deze bloeddorstige vrouwen bij ons inspuiten nadat hun honger gestild is.

Terwijl de schrijfster, van het inmiddels waardeloze boek, er nog een positieve draai aan probeert te geven die ik dan weer niet gevonden kan krijgen, door te stellen dat een muggenbult best meevalt, zie ik mijn zoon met een scheef oog naar zijn met bultjes bedekte lijf kijken. Aan het eind van de zomer weet ik zeker dat hij ook braille kan lezen. 

Hij krabt nog eens terloops op wat plekjes en ik weet dat dit boek niet meer uit de kast komt. Zo’n uitspraak overleeft de kritische kijk van mijn zoon niet. Gebrekkige informatieverschaffing al evenmin. Geef hem eens ongelijk! 

Voordeel is wel dat we nog niet zijn toegekomen om over de spin te lezen. Daar zal ongetwijfeld benoemt worden dat die muggen eet. Zit ik straks met een terrarium tarantula’s opgescheept. 

https://youtu.be/2o8W8Jy-P7g

Kampioensgevecht

Er klinkt een lage ‘boe’ klank door de donkere zweterige zaal, nu beide deelnemers naar hun hoek zijn gelopen. Iedereen denkt aan opgeven behalve één. Al het licht is op het midden van de zaal gericht, waar een groot dik rechthoekig kussen ligt met eromheen palen ingepakt met nog meer kussens, zodat ze lekker zacht zijn en de krachten op kunnen vangen die bij een eventuele botsing vrijkomen. Die palen verbinden de touwen die er rondom heen hangen en houden ze op spanning zodat je terug de ring in wordt gelanceerd als je per ongeluk probeert uit te breken. Ze houden de vechtersbazen binnen de boksring zodat ze niet kunnen ontsnappen. Of ze nu willen of niet, dit gevecht moet gestreden worden. 

Gekke benaming eigenlijk, boksring. Het suggereert dat dit podium rond is en geen hoeken heeft. Toch is dit strijdtoneel rechthoekig en markeren de ingepakte palen de hoekpunten. Het is al net zo gek als hetgeen zich afspeelt in die rechthoekige ring. Want dat is dan weer een tweestrijd die enkelvoudig wordt uitgevochten. 

Ik sta in de ring samen met mijn zoon. Maar ik ben meer een toeschouwer dan een tegenstander. Zijn beoogde tegenstander is nu het geschreven woord, maar eigenlijk draait het om iets heel anders. Het draait hier om perfectionisme, die als een coach in de hoek van het geschreven woord in de schaduw verscholen zit.

Toch hang ik nu in één van de andere hoeken van de boksring om op adem te komen, energie te sprokkelen voor de volgende ronde. Bescherm-bitjes worden uitgespuugd in een emmer. Ik kom ongeschonden de strijd door. Het vergt alleen een lange adem. Ik zucht eens diep en zuig daarmee mijn longen vol met verse adem. Ik gooi een handdoek, maar niet in de ring! Ik zal hem nooit in de ring gooien. In plaats daarvan gooi ik hem om mijn nek om de zweetdruppels die van mijn hoofd afstromen op te vangen. 

Mijn coach lijkt meer aangedaan te zijn. De sponzen koud water om zweet en bloed mee weg te spoelen zijn voor hem. Hij heeft wel wat blauwe knokkels en beurse plekken. Denkbeeldig dan, want de verwondingen zijn slechts een verwoording voor iets wat geen taal kent. Hij is misschien ook niet zo goed beschermt dan ik. 

Mijn tegenstander, als je hem zo kan noemen, hangt in de andere hoek. Ook hij kan even niet meer. Ook hij heeft haverlij opgelopen maar dan vanbinnen. Hij moet zijn strijdtactiek herzien en bijstellen, want zo komt hij nergens. Dat ziet hij ook wel. De haverlij bestaat uit een muur die hij heeft afgebrokkeld, waar hij een gat in heeft geslagen. Er schijnt licht door en zijn ogen moeten wennen aan de prikkels.

Het voelt als een gevecht, dit pad wat we nu samen bewandelen. Het soort gevecht wat in een zweterige donkere zaal uitgevochten wordt in een vierkante ring. Het is zeker een gevecht maar wel die van hem. Ik heb alleen de pech om zijn sparringpartner te zijn. Of misschien moet dat feit mij juist trots maken en moet ik dit geluk omarmen. Ook al is die ring fictief.

Want al jaren kan niemand eraan, aan het lezen van mijn zoon. Tot nu. Nu moet hij, want hij heeft iets gevonden om voor te vechten. Dat feit alleen maakt het gevecht niet makkelijker, maar wel haalbaar.

Het is een gevecht waarbij ik geen klappen uitdeel en hij ook niet. De klappen zijn al ver voor aanvang van dit gevecht uitgedeeld en geïncasseerd. Hij weet nog precies wie en waar het was. Hij is slecht in namen maar die van haar is blijven hangen. 

Het waren eigenlijk niet eens klappen maar meer het terugdeinzen voor het inzetten van zijn capaciteiten. Niemand durfde het met hem aan en nu durft hij niet meer. Nu mag niemand het meer proberen. Hij laat niemand meer echt toe, bang voor het terugdeinzen. Behalve mij. Hij weet dat ik van geen wijken weet en dat maakt mij een ideale sparringpartner. 

Ik ben meer de boksbal die hem sterk gaat maken, die hem traint. Hij kan naar mij uithalen, tegen mij aanduwen of op mij los boksen. Ik blijf staan waar ik sta, gebonden aan mijn eigen sterke wil. Maar dat geeft juist vertrouwen denk ik zo. Vertrouwen om iets te doen waarin niemand echt gelooft, zelfs hij niet meer. Vertrouwen om je emoties te laten gaan. En die zijn er. Een heleboel. 

Ik heb hem in deze denkbeeldige boksring gezet. En gek genoeg vormt school dadelijk de kampioensriem die hij om zijn middel kan binden. Ik bracht hem naar een school waar hij uitgedaagd zou worden om te vechten. En nu is Willem Drees, nota bene, de scheidsrechter die het signaal gaf om te vechten, die de bel klonk. Want met deze beste man begon het. Zijn naam moest gelezen worden op de school waar hij toch wel graag is en wil blijven. Hij weigerde en werd boos. Maar ook op school hielden ze stug vol, hier wordt gelezen en jij kan dat ook. 

Mijn mede-tegenstander, een ukkie van 5 jaar, vliegt als een dolle stier op mij af als Willem Drees hem een rode waas voor de ogen bezorgt. Hij vloekt en tiert. Hij gooit en smijt. Maar hij is de enige die vecht. 

Ik ben niet zo onder de indruk van zijn vliegensvlugge voetenwerk of zijn ontwijkende en dan weer aanvallende schijnbewegingen. Ik hou mijn vinger onder de letter en blijf hem vragend aankijken. 

Sinds een week resulteert die aanpak erin dat hij niet meer doet alsof hij niet kan lezen. Wel houdt hij vast aan het spellend lezen van school. Maar ook daar floept er weleens een volledig woord tussendoor waarbij hij even vergeet dat hij volhield dat hij niet vloeiend kan lezen. 

De bel klinkt weer en ik neem mijn standpunt in, in het midden van de ring. Maar mijn opponent heeft de pauze gebruikt om zijn handschoenen uit te doen. Hij ziet mij niet meer als tegenstander maar als hulpmiddel. Hij ziet de boksbal in mij. Hij ziet dat ik eigenlijk niets doe dan blijven staan waar ik sta. Hij kent de opties die er zijn. Of je houdt vol met niet lezen en dan verandert er niets, ook niet aan de wisselingen van school, want je kunt nergens blijven als je weigert te lezen. Dan is het toch weer naar een andere school. Dan is het weer naar groep 3. 

Of hij deelt een stoot uit en leert zichzelf vechten. Vechten voor zijn plekje. Hij doet dat laatste. 

Hij kiest nu zelf zijn vergif en pakt een boek en worstelt zich hakkelend door de tekst. Hij kriebelt letters op papier en gumt ze uit, begint opnieuw en opnieuw. Hij wordt boos en verdrietig, hij schreeuwt het uit en hij struikelt. Hij tapet zijn handen weer is en trekt zijn bokshandschoenen weer aan. Als hij dan, op mij als boksbal, weer eens te vaak heeft misgeslagen en de moed laat zakken, dan hou ik hem zijn doel voor. Waarom doe je dit? Waar wil je naartoe? 

De kracht zit hem niet in het vallen, maar in het opstaan. Het zit hem niet in de bescherming tegen een stoot maar omgaan met de impact. Het is geen wedstrijd, hij hoeft alleen maar van zichzelf te winnen. De waarde van een goed gevecht wordt soms nog wel eens onderschat. Vooral bij een innerlijk gevecht, want eigenlijk kom je er sterker uit en met meer kennis over jezelf. Het boe-geroep uit de zaal is niet leuk om te horen maar wel handig om je de moed te geven weer op te gaan staan. De tijd dat je in jouw hoek hangt, geeft een beetje herstel. En zelfs de klap leert je wat je de volgende keer juist niet moet doen. 

Dit gevecht kent uiteindelijk alleen maar winnaars en vandaag is hij er één. h