Oeteldonk

Ieder jaar keert het weer terug. Als een griepvirus trekt het door delen van Nederland. De broeihaard lijkt hier in het zuiden te liggen. Een koorts neemt bezit van de besmette patiënten. Een koorts die lang aanhoudt. Een koorts waarvan je hier in de nabijheid geel, wit en rood gaat zien. 

Maandenlang broeit het onderhuids en met vlagen komt het even de kop op steken. Dan moet het eruit gezweet worden. Dan komen de sjaals, truien en jassen uit de kast tevoorschijn voor een middag of een avond. 

Degene die echt een flinke besmetting hebben opgelopen, lijden er haast ieder weekend aan en soms doordeweeks en s’avonds ook nog. Dan moeten de handen uit de mouwen of de longinhoud geoefend worden. Voor hen is het niet een virusje wat vanzelf weer overwaait maar een haast chronische aandoening. 

Ik vrees het ergste voor mijn kinderen. Ik denk dat de besmetting hier ook flink is. En dat ondanks mijn eigen immuniteit. Maar blijkbaar slaat het alleen een generatie over. 

Het begint vaak al in november, precies op de elfde dag van de elfde maand en het is een echt wintervirus. Als de vogels weer eieren gaan leggen en de lammetjes door de wei dartelen vinden de geïnfecteerden vaak even rust. Maar het hoogtij van dit virus bevindt zich 7 weken oftewel 40 vastendagen voor de paasviering, meestal ergens in februari of maart. Zelfs de minst geïnfecteerden kunnen dan niet anders dan de koorts zijn beloop laten. Ook zij halen hun jas , kiel of trui uit het stof. Er worden nieuwe emblemen op gestikt met de leus van dit jaar of een nieuwe van hun stamcafé. Het is rood, geel, wit, groen, glitter en oetels alom. De oudjes die het zolang al overleeft hebben komen jas of kiel tekort voor alle plaatjes van alle jaren. 

Van mijn gezin lijkt mijn dochter het meest aangedaan, besmet door opa en oma. 

Waar ze normaal achter ons aan sjokt, rent ze nu voorop. Ze drinkt opa met gemak onder de tafel maar dan wel met appelsap. En ze danst het vuur uit haar schenen op de hoempapa muziek die uit de gouden hoorns schallen. 

Al rondlopend in haar kleine kieltje dat met pracht en praal is versierd, strooit ze confetti rond alsof ze de feestvreugde zo hoopt te verspreiden. Af en toe een snuupke of een buileke sjips en ze kan er weer tegenaan. 

Het dialect vliegt je om de oren terwijl er weer een dweilorkest binnen komt lopen en je weet: ik ben thuis. Thuis, waar ze weten wat een oetel is of een kwakbolleke. Waar de kleuren rood, wit en geel iedere uitdossing siert. Waar de trommelaar de tijd vult met roffels om de trompettisten de tijd te gunnen om hun instrument van overtollig vocht ontdoen. Waar ze morgen weer trots voor een carnavalswagen uitlopen waar ze een heel jaar zwoegend aan gewerkt hebben om een vrolijke sneer aan de gemeenteraad uit te delen. Waar Knillis op een voetstuk staat. Waar ze woensdag met een kater gaan haring happen om een eind aan al het feestgedruis te maken. Waar we even in een andere stad zijn dan normaal.

In Oeteldonk. 

[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/track/2zDGjtkWr1u2Ymr64HeRhd?si=PwPP_vIiQ0i_7csM6ZsFXQ”/]

Please follow and like us: