Autoverzameling

Wat ben ik toch een bofkont! Ik kan mijn geluk niet op. Ik ben blijkbaar onderweg naar dè hotspot van Nederland. Hele rijen gaan me zelfs voor. Ik wist niet dat mijn werk zo populair was! Maar kennelijk ga ik naar de plek waar iedereen moet zijn, waar iedereen wìl zijn, ik heb dat geluk. Heel fijn en vooral gezellig lijkt mij, maar willen jullie dan wel even doorrijden. Dan zijn we er sneller. En ik heb trek in koffie. Ik hoop jullie niet ook weer allemaal voor het koffieapparaat te treffen, want dan wordt het een langdradige dag. “All day long you can think of what has to be done”, zingt Pelvic Fins me toe. 

Ik kan niet verder kijken dan de achterlichten van mijn voorganger want ik sta in de file. Alsof ze, overdonderd door enthousiasme over waar ze heen gaan, niet meer weten waar het gaspedaal zich bevindt. Of door zenuwen verteerd worden en niet meer weten hoe hun auto werkt. Rustig maar mensen, het is mijn werk maar, niets bijzonders! 

Terwijl ik over de rijen auto’s kijk, denk ik terug aan de film van de avond ervoor. De begintune van de tekenfilm uit de jaren 80 dreunt op in mijn hoofd. 

“Transformers, more than meets the eye. Transformers, robots in the sky”

Mijn hoofd heeft een rare kronkel, ik biecht het maar eens op. Nu zal mijn hoofd wel meer rare kronkels hebben en bij anderen zal zich deze kronkel ook wel eens voordoen maar bij mij is het wel extreem. Mijn hoofd zit gewoon een beetje raar in elkaar. Het denkt overal muziek bij. De gekste liedjes en deuntjes komen op de gekste momenten bovendrijven. Een soort eclectische radiozender die te pas en te onpas muziek afkapt, verandert of herhaalt. Op dit moment schakelt de zender tussen Transformers en Abel met onderweg. En dan alleen het stukje waarbij hij de bus instapt: “ik stap de bus in, mensen lijken te kijken.”

Was ik maar de bus ingestapt, denk ik nu, want de mensen lijken me te bekijken en de bus rijdt een route zonder file. 

Ik lijk wel een beetje op het personage Bumblebee uit de Transformer-films. Die ‘praat’ middels muziek en filmquotes omdat zijn spraakmodule onherstelbaar beschadigd is geraakt. Gelukkig is mijn spraakmodule nog best in orde, het ligt meer bij de vertaalmodule bij mij. Die werkt in real-life wat traag. Ik praat niet zo uitgebreid als ik schrijf. En aan mijn auto te zien, transformeer ik ook niet in een coole gele sportwagen. 

Ik smul van fantasie films, een wonderlijke kijk in de geest van de bedenker ervan. Dat zo’n gigantisch grote robot nooit in zo’n piepkleine sportwagen kan veranderen, zie ik dan maar door de vingers. De prijs die je betaald voor een rijke fantasie, niet alles hoeft te kloppen in een fantasiewereld. 

Maar waarom lopen mensen in actie films dan altijd over een rij stilstaande auto’s heen als ze moeten vluchten? Niet ernaast, wat sneller is, nee, ze klimmen er eerst op en springen dan van het ene dak naar het andere dak. Alsof ze een kangoeroe zijn die zich in de file bevindt. Ik snap daar dan weer niets van. Fantasie is grenzeloos, alles kan, ook een gigantische robot die inklapt tot formaatje mini. Maar als je als bedenker dan een stukje werkelijkheid inbouwt, dan moet die dan weer wel kloppen, vind ik. 

Als er onheil is en ik eerst op mijn auto moet klimmen, kan ik wel stellen dat ik met mijn atletische lijf nèt niet snel genoeg zal zijn en ik een tragische dood zal sterven. De radiozender in mijn hoofd stemt af op het liedje van Mieke Telkamp. “Waarheen lijdt de weg die wij moeten gaan?” Een melodramatische reactie van de dj van mijn radiostation op mijn vroegtijdige levenseinde. 

Ik kijk naar de man in de auto naast me, die ziet eruit alsof het wel degelijk de snelste optie is voor hem om van auto naar auto te springen om zijn vege lijf te redden. “Jump, jump”, rapt Kriss Kross er vrolijk op los. Opgefokt en klaar om over 80 auto’s tegelijk te springen zit hij zich naast mij te irriteren aan de stilstaande auto’s voor zich. 

Maar als ik dan links kijk, krijg ik medelijden. Die vrouw moet dus eerst op de vrachtwagen voor zich zien te klauteren waarna zij haar vlucht kan starten.

“Run run runaway, runaway baby”, begint Bruno Mars spontaan te blèren. 

Plots beginnen de auto’s voor me te rijden. Alsof ze zich ineens herinneren wat ze op de snelweg van plan waren om te doen. De weg voert mij langs de oorzaak van onze vertraging. Er waren blijkbaar een paar Autobots die klungelig in elkaar zijn geklapt. De bestuurders staan er hoofdschuddend naast. In mijn hoofd zie ik in plaats van een actiefilm een komedie voorbijkomen van robots die zich stuntelig en vruchteloos inklappen. Blijken ze te groot te zijn om in een sportwagen gevouwd te worden. 

De nationale radiozender besluit zich op mijn frequentie af te stemmen en speelt Drivers Seat van Sniff’n’ the tears. 

“Driver’s seat, driver’s seat, yeah

Doing alright

A little jiving on a Saturday night

And come what may

Gonna dance the day away”

[spotifyplaybutton play=”https://open.spotify.com/user/g-tech/playlist/67Q7I7CmsgNSDrbDBScm3B?si=McfkWZ8uQO2i0VVWw_DMFw”/]

Please follow and like us:

Leave a Reply